|
Vandaag vertrekken we uit Canberra. Niet omdat we hier alles hebben gezien wat de moeite van het bekijken waard is –
dat komt tenslotte hoogst zelden voor – maar omdat Sydney ons roept.
We zijn de avond tevoren vast van plan om tijdig te gaan slapen; wat we tenslotte echt niet willen is te laat komen
voor Murrays coach van 11:00 naar Sydney – daar hebben we op onze rit naar Canberra voldoende leergeld voor betaald. Op tijd naar bed, dus.
Tegen 01:30 (jazeker, da’s bij ons nog ruim op tijd gaan slapen) zoeken we onze spullen bij elkaar en pakken onze reistassen in.
Tijdens het opruimen horen we een doffe knal, alsof iemand nog een flinke klapper overhad van zijn vuurwerkcollectie van afgelopen jaarwisseling.
Niet dat dat trouwens waarschijnlijk zou zijn; vuurwerk in Canberra is strikt voorbehouden aan georganiseerde knalfestijnen.
Een kwartiertje later ziet Mieke weerkaatst in het venster zwaailichten voor onze voordeur tot stilstand komen. En niet zomaar een
lichtje; de ene na de andere auto lijkt zich voor onze deur te verzamelen. Rook dringt door ons openstaande raam naar binnen.
Wij naar buiten om poolshoogte te nemen. We vinden er niet 1, niet 2, niet 3 maar minstens 5 brandweerauto’s die hun spuitgasten
lozen. Direct wordt een commandopost ingericht, her en der ontrollen brandslangen, er worden wegafzettingen neergezet, kortom, het
is een drukke boel in onze voortuin en straat. En vreemd, zo vinden we, dat er verder geen toeschouwers uit de aangrenzende woningen stromen.
Een ladderwagen wordt op zijn plaats gemanoeuvreerd, enkele brandweerlieden hebben zich inmiddels gehuld in zuurstofmaskers, met
grote flessen op hun rug en dikke jassen, helmen en handschoenen, terwijl het zweet tappelings langs het nog net zichtbare gedeelte van hun gezicht stroomt.
De straat is mistig van de rook. Enkele andere brandweerlui beklimmen de ladderwagen, uitgerust met een brandslang wat nog niet zo eenvoudig blijkt, om die naar de
punt te transporteren. Na het nodige klauterwerk staan ze blijkbaar op hun plaats en wordt de hele constructie naar de overzijde van de weg gereden.
En nu pas zien we eindelijk de vlammen uit het dak slaan van de woningen tegenover ons. Ze lijken in aabouw. Gelukkig, denken we – geen bewoners.
Blijkbaar hebben ze voor alle zekerheid wel enkele ambulances aan laten rukken, want die zien we verderop langs de weg staan.
Plus een flink aantal politiewagens; er wandelen inmiddels toch wel zeker acht agenten rond. Een ervan begeeft zich
nu naar ons, terwijl vanaf de ladderwagen flink wat liters water over de uitslaande vlammen wordt gespoten.
Per slot zijn we nog steeds zowat de enige toeschouwers.
De agent wil weten of we inwoners van de units achter ons zijn, en als hij hoort dat we buitenlanders zijn wil hij graag paspoorten en zo zien.
Zijn aandacht wordt pas echt op ons gefocust wanneer we vertellen dat we een half uur eerder een luide knal hoorden.
Hij wil exact weten hoe die knal klonk - een explosie, een geweerschot en hoe laat precies - of we nog iets anders verdachts hebben opgemerkt,
waren er mensen in de straat te zien, zijn wij later nog te breiken, wat is ons telefoonnummer en email en hoe lang denken we nog in Australië te blijven.
We krijgen inmiddels last van de rook, en ook de brandweerman staat in de ogen te wrijven.
Een half uurtje later lijkt het vuur geblust, gaat de brandweer terugschakelen naar waakzaam-mode, verdwijnen ambulances en de meeste agenten
en gaan wij slapen. Op tijd? Mwa…
De volgende ochtend staan we niettemin om 7 uur op, ontbijten en sjouwen op onze sokken roltassen en rugzakken weer naar beneden.
Twee verslaggevers staan al vroeg onder ons venster in de voortuin te overleggen hoe de reportage het beste in te kleden,
wat vertellen we, waar gaan we staan, wat nemen we als decor. De brandweer is er nog steeds met twee dienstwagens
en de straat is nog altijd met roodwitte linten afgezet, er loopt wel vijftig man rond, er is volop bedrijvigheid als wij op weg gaan naar het station om de tram te nemen naar Jolimont Bus Centre.
Waar we uitstappen op 100 meter afstand van het kantoor van Murrays, waar we ons een half uur voor vertrek melden.
Na een kwartiertje mogen we instappen, stoelen 12C en 12D achteraan in de bus in beslag nemen, en exact op tijd vertrekken we voor de 4,5 uur lange busrit naar Sydney. En net als op de
heenweg, vliegt ook op de terugweg de tijd voorbij. Dat ligt niet aan het fantastische uitzicht onderweg; we volgen de A1 snelweg,
en 95% van de tijd zijn er links en rechts slechts bomen en struiken te zien. En als je ergens hoofdpijn van krijgt dan is
dat van dichtbij kijken naar voorbij vliedende bomen.
Maar er is wifi aan boord, en bij elke stoel hoort een USB uitgang, en de hele bus zit geboeid naar hun telefoonschermpjes
te kijken. De tijd dat je tijdens de busreis nog interessante conversaties met boeiende mensen kon opstarten ligt definitief in het verleden!
We arriveren op tijd op Sydney Central, nemen de trein naar onze verdere bestemming – Berala Station –
en vandaar is het nog 500 meter wandelen naar onze booking.com.
We hebben de code voor de voordeur al een dag eerder ontvangen, en de code waarmee we onze kamer kunnen ontsluiten,
krijgen we 15 minuten voordat we er naar binnen mogen. Een welkom van een receptie of iets dergelijks ontbreekt dan ook volledig;
we blijven verstoken van een kennismaking met beheerder Ken.
De kamer is klein, badkamer en keuken delen we met de andere gasten, maar dat maakt ons niet uit.
We willen wat aan onze website doen, en wat tijd om een camper te zoeken; er staat nauwelijks iets te koop.
Tijdens het koken (tomatensoep met brood, we houden het eenvoudig) maken we kennis met Simon, een Duitse werkstudent
die de gehorige kamer naast de keuken heeft betrokken, die tijdens de twee maanden van zijn verblijf hier
nog geen beheerder heeft gezien. Wellicht kruipt hij hier nog ergens uit een gat, oppert hij.
En morgen vertrekt hij – zijn zus komt over uit Duitsland, dus had hij meer ruimte nodig.
Twee nachten later trekken ook wij de deur met het codeslot achter ons dicht zonder gastheer Ken te ontmoeten.
Niettemin schrijft hij een erg lovende recensie over ons, zo lezen we later.
Op naar onze volgende bestemming. En zou het iets worden, met die ene camper?
|
|