| |
Vandaag zijn we vroeg uit de veren en om kwart over acht vertrekken we richting Penong,
een stadje (in ons land zouden we het een gehucht noemen) van 300 inwoners aan de Eyre
Highway en gelegen in het noordwesten van het Eyre Peninsula.
Onderweg merken we duidelijk dat de beschaving achter ons ligt. De hoeveelheid auto's op de weg
loopt drastisch terug, het verkeer – voor zover nog aanwezig - bestaat voor 80% uit
vrachtwagens, caravans en campers.
Waar een klein stadje in Europa verstoken zou zijn van faciliteiten, telt Penong twee
openbare toiletten, twee hotels, een benzinestation annex supermarkt, een politiestation,
een boekwinkel, een museum, een surfboard shop, een surfboard fabriek, een postkantoor,
een wasserij, een koffieshop, een garage, een treinstation, een vliegveld(je), een landbouwmachine
dealer, een camping. En een kerkje, waar op de vierde zondag van de oneven maanden een kerkdienst
wordt gehouden. Voor de verwende lezer - dat is zes keer per jaar. De kerk zelf vindt, dat ze
daarmee een levendige traditie ondersteunt.
Al deze infrastructuur lijkt mij in ieder geval meer dan voldoende om het deel van de 300
inwoners dat geen boer is aan het werk te houden.
Het stadje is één van de drie plaatsen op het schiereiland dat al bewoond was vóór
de komst van de spoorlijn in 1928. De jaarlijkse hoeveelheid neerslag is nog net boven de grens
waaronder het niet meer mogelijk is om akkerbouw te bedrijven.
Wij stoppen er voor ons ontbijt en voor het Penong Windmill Museum.
In Australië zijn, voor zover wij kunnen nagaan, twee windmolenmusea; het andere ligt in
West Australië, boven Perth. Daar worden voornamelijk de windmolenbladen getoond, in
een grote schuur. Vandaar de naam van dat museum: de Windmill Shed - de windmolenschuur.
Maar hier, in Penong, staan de windmolens in volle glorie en zijn veelal volledig operationeel -
behalve dat ze geen water naar boven pompen, natuurlijk. Met gepast ontzag bekijken we de
grootste windmolen van Australië, een Comet, genaamd ‘Bruce’, die in staat was om een miljoen
liter water per dag op te pompen - dat is 1.000 kubieke meter, moet je je voorstellen: een kubus
van 10 meter hoog, 10 meter diep en 10 meter breed! Per dag!
Het museum draait volledig op vrijwilligers, die alle molens liefdevol restaureren.
Zonder de waterwinning door middel van windmolens zou de Australische Outback zich nooit
hebben kunnen ontwikkelen.
We wandelen er een wijle rond, terwijl om ons heen al piepend, krakend, kreunend maar gestaag
ook de wieken hun rondjes afleggen.
We rijden verder naar Fowlers Bay, een dorpje met 51 inwoners, gelegen aan, ja, Fowlers Bay, en
door een onverharde weg van 12 kilometer verbonden met de Eyre Highway.
De weg ziet er slecht uit, we gaan het niettemin proberen. Voorgegaan door een hotsende auto met
caravan, die besluit na een kilometer of twee om te keren, rijden wij door. Nu eens wasbord dan
eens los zand, wij laveren langzaam voort. We houden halt bij de jetty, waar we lezen dat je een
4WD nodig hebt om hier te geraken...
In het dorpje kun je vanaf juni walvissen spotten. Wij hopen op een vroege vogel.
De kustlijn hier is voor het eerst in kaart gebracht in 1627 door een bezoekend Nederlands schip,
het 'Gulden Seepaart'; voor de oplettende lezer, inderdaad, hetzelfde schip dat we in onze vorige blog vermeldden.
Het stadje is niet aangesloten op een elektriciteitsnet of waterleiding; elk huis voorziet zichzelf van stroom via
zonnepanelen, het water komt uit eigen tanks en er is ook geen vuilnisophaaldienst. Living in the Nullarbor.
Wat er wel is (en wat ons verleidde om 24 kilometer lang een onverharde zijweg te volgen): Fowler’s Bay is een
pleisterplaats voor walvissen, en wel de zuidkapers, in het Australisch de southern right whales. Die naam is
ontstaan omdat deze walvissoort voor walvisvaarders de vis was die ze wilde doden, the right whale. Het mannetje
kan zo'n 60 ton wegen en… 1000 kilo daarvan wordt in beslag genomen door zijn testikels. Nou, de ballen.
Ondanks het feit dat deze walvissen volgens het boekje pas over een maand arriveren gaan we toch even kijken.
Wie weet, heeft er eentje het boekje niet gelezen...
Helaas blijken walvissen voldoende geletterd en bespeuren we er geen één.
We rijden nog een uurtje verder en strijken neer tussen eucalypti op de Kidnippy Rest Area.
|
|