Onderweg eten we onze lunch.
|
Soms is dat croissant, brood, een broodje, eierkoeken, krentebollen, mueslibrood, noodles.
Soms met kokosbrood, boter, een eitje of spread.
Soms met druiven, tomaatjes, komkommer, walnoten, paprika, of een mandarijn.
Soms met peperkoek, gevulde speculaas, stroopwafel, kerststol, brownies of kokosmakroon.
Soms moeten we staan omdat het te koud is.
Soms treffen we een bankje met een schitterend uitzicht.
Soms improviseren we een bankje
op een windmolen, een brug, een trap, een gemaal, een hek of een boomstam.
Soms treffen we helemaal niets wat ook maar op een bankje lijkt en maken we er zelf eentje.
Soms zitten we gewoon in het gras.
Soms in de bossen, in steden en dorpen, aan de rivier, bij kastelen, wind- en watermolens.
Soms achter de zee- of rivierdijk, op het strand, in de duinen of aan een meertje.
Soms bij een boerderij, tussen de schapen, in de zon, de stromende regen, een stormachtige wind.
Soms worden we overvallen door vliegjes, muggen of mieren.
Altijd eten we onderweg onze lunch. Overslaan doen we hem niet. Nooit.
|