Douane

Heerlijk verkeer

Etna

Linksaf of rechtsaf?

Campingleven

Bandenspanning

Sicilië op zijn smalst

Siciliaans ondernemen

Eureka

Het Feest van de Bloeiende Amandelboom

Overwinteren op Sicilië

Noem mij, noem mij, spreek mijn naam

Verdere Saabvonturen

Carnaval op Sicilië

Lichtval

Leesvrees

De mens wikt...

Trekhaken breken nooit

Klifhangen

Er is veel mis...

Oude oudheden

Napels zien en dan...

Bezoek aan de Vesuvius

Memorabele merkwaardigheden

Kattenliefde

Bij Sint Pieter geen gemieter

Bedrijfsuitstapje

Museum

Een stad zoekt zijn bestaan

Stadsprivileges

Souvenirs

Douane

Corigliano Calabro, 22 december 2005


Onze derde overtocht per ferry over de Ionische en Adriatische zee, van het Griekse Patras naar het Italiaanse Brindisi, bleek veruit de mooiste. Veerboot Patras > Brindisi We hadden Camping Aan Boord dus konden we ’s nachts in onze caravan slapen. Die stond bovendien langs de reling zodat we door de opengewerkte zijkant een fraai uitzicht over zee hadden, gezeten in de gezelligheid van ons eigen huis! Een ware cruise. Op het hele schip was amper een vrachtwagen te bekennen en ook aan boord hadden we een zee van ruimte. Één van de bemanningsleden was zo vriendelijk om ons op de stroom aan te sluiten; dat betekende niet alleen een warme caravan, maar ook koffie, een werkende computer en de mogelijkheid om de camera op te laden. We konden zelfs koken, mochten we daar behoefte aan krijgen.

Maar hoe leuker zo’n overtocht is, des te sneller is hij alweer voorbij; na een rustige nacht arriveerden we in de haven van Brindisi.

Na onze onfortuinlijke landing enkele maanden geleden in Bari, waarbij we de achterzijde van de caravan verloren, waren we wat huiverig voor het debarkeren op Italiaanse bodem. Je kunt er echter niet omheen: als je een boot oprijdt dan moet je er eens ook weer af! Schoorvoetend en voetje voor voetje verlieten we met de combinatie het bovendek en daarna het schip, op alles bedacht. En, zoals meestal als je je ergens specifiek zorgen om maakt, gebeurde er… niets.

 

Ondanks het feit dat zowel Griekenland als Italië lid zijn van de EU, wilde de douaneman onze paspoorten zien toen we de ferry afreden en vervolgens wilde hij de auto controleren. Ik stapte uit en op zijn aanwijzingen opende ik allereerst de bagageruimte, waar een grote jerrycan met water stond. Die moest worden opengedraaid, waarna de inhoud met de neus werd gecontroleerd op waterechtheid. Tevreden gesteld klopte hij vervolgens eens op de skottel, waarop ik ‘barbecue’ riep. Enigszins gespannen hoopte ik dat we niet de hele auto leeg moesten gaan laden: als wij onderweg zijn, zit die gewoon mudjevol. Hij liep naar het voorportier van de auto, nam plaats op de bestuurdersstoel en opende het dashboardkastje, waar prompt een aantal CD’s uitvielen. Hierdoor niet uit het veld geslagen neusde hij nog even rond in het cassettekastje van de middenconsole, stapte uit, ging op zijn knieën zitten en keek even aan de bestuurderskant onder de mat.

Terwijl Mieke poogde om het dashboardkastje weer dicht te krijgen met de CD’s er weer in, vond de beambte het blijkbaar welletjes, gaf onze paspoorten terug en gebaarde ons door te rijden. Naar eventuele contrabande in de hele caravan werd niet omgekeken.

 

En ik kan het niet laten om vervolgens een poging te ondernemen om al deze activiteiten van een logica te voorzien. Zo’n vakman (hij zat al aan de foute kant van de veertig en het knielen ging hem al niet meer echt soepel af) die al meer dan 20 jaren aan de grens staat om illegale invoer dan wel uitvoer van mensen, dieren of dingen te voorkomen, die handelt toch niet zonder reden. Wat hij doet is toch niet volkomen willekeurig?

Evalueert hij als een volleerd psychiater mijn reactie op zijn “onderzoek” en leidt hij daaruit af dat ik geen smokkelpoging aan het ondernemen ben? Wel, tijdens deze controle van enkele minuten had hij me nog niet één keer aangekeken! Bovendien kwamen we uit Griekenland, en is er geen import- of exportbarrière tussen Griekenland en Italië.

In het verleden waren we ooit in Bejing. Blijkbaar zijn westerlingen voor Chinezen net zo ondoorgrondelijk als zij dat voor ons zijn, dus hadden ze een systeem uitgedacht om te bepalen welke bagage gecontroleerd moest worden en welke niet. Een Russische roulette. Er was een verkeerslicht geplaatst in de vlieghal. Je moest op een grote knop drukken; werd het licht groen dan mocht je doorlopen, werd het licht rood dan was je de klos en mocht je ten overstaan van de douane je hele boeltje uitpakken.

Hadden we hier te maken met een soortgelijke willekeur? Zo van: 1 op de 10 auto’s krijgt een 5-minuten-controle, en 1 op de 50 wordt helemaal leeggehaald?

In dat geval hadden we nog geluk gehad. Tevreden was ik niet, met deze uitleg.

 

Vroeger, toen mijn haar nog lang en helemaal donkerblond was en ik over een magnifieke donkere snor beschikte, werd ik er altijd door de douaniers uitgepikt om te worden gecontroleerd. Maar dat was vroeger.

Even voelde ik me weer jong.

 


Heerlijk verkeer

Catania, 28 december 2005

 

Sicilianen genieten vol overgave van het autorijden.

 

Het is dan ook een drukte van belang in Catania, waar auto’s voortdurend elk gedeelte van de rijbaan in beslag (proberen te) nemen, waar 2-baans wegen sowieso 3-baans zijn (en bij een afslag 4-baans), waar een rood stoplicht wil zeggen “voorzichtig doorrijden” (nou ja, voorzichtig…), waar een zebrapad aangeeft dat je er met een auto over kunt steken, waar niemand ooit van richting aangeven heeft gehoord, waar de zeldzame politieagent die zich met het verkeer bezighoudt met snerpend gefluit de weinige verkeerslichten die er zijn negeert en woest gebarend aangeeft dat rood door moet rijden en waar je rustig midden op de rijbaan stil gaat staan om druk gebarend en schreeuwend de laatste nieuwtjes uit te wisselen met een passerende kennis op het trottoir.

Italiaans gebruik van het zebrapad

Autorijden is een uitdaging. Verschillende Italianen die wij hebben gesproken durven hier op Sicilië amper met een auto de weg op.

 

Zelfs op de besneeuwde hellingen van de Etna is het een druk komen en gaan van fiatjes, mazdatjes, seatjes en elke andere auto die klein is (de Italianen prefereren duidelijk auto’s korter dan 3 meter) maar waar toch nog 3 volwassenen en 5 kinderen in passen. Niemand ziet er een probleem in om midden op de bochtige, smalle, drukke, besneeuwde wegen rondom de Etna vol gaten en met vangrails die kennelijk al veelvuldig in aanraking zijn geweest met eerdere passanten te stoppen om ruzie, een foto of een sneeuwpop te maken, alles bij elkaar een levendig, kleurrijk, luidruchtig en evenementvol gebeuren – als je geen haast hebt.

 

En nee, ondanks een overvloed aan gelegenheid is onze auto geen enkele keer door andere auto’s, scooters, brommers, driewielers, ezelwagens, een zeldzame fietser of één van de los rondlopende geiten, koeien, katten, honden of schapen geraakt. Want paradoxaal genoeg blijken Italianen uitstekend te kunnen autorijden. Komt het door de steeds weer andere verkeerssituaties, waardoor je gedwongen bent om continu alert te zijn op wat er zich nu weer rondom je auto afspeelt? Want vervelen doe je je niet, onder het autorijden. En de cruise control kun je rustig uit de auto slopen, hier op Sicilië.

In de maanden dat wij hier rondrijden zie ik ook geen enkele keer een opgestoken middelvinger, noch een woest naar het voorhoofd gebarende wijsvinger. Want, vreemd genoeg, is de gemiddelde Siciliaan een heer dan wel dame in het verkeer – als je tenminste doorduwt.

 


Etna

Catania, 2 januari 2006

 

De gehele oostkant van Sicilië wordt gedomineerd door de ruim 3300 meter hoge Etna, vroeger – hoe kan het ook anders – door Goethe bezocht en bezongen.

De vulkaan timmert weer flink aan de weg, de afgelopen jaren. Ze is wakker, en dat zal de wereld weten; bijna elk jaar rommelen haar ingewanden en blazen dreigende stoomwolken de lucht in.

Van enige terughoudendheid van de kant van Sicilianen, Italianen en overige toeristen om de flanken van de oude dame te bezoeken is echter niets te merken, op deze mooie, tweede dag van het nieuwe jaar. Er heerst een en al bedrijvigheid op de toegangswegen, en langzaam maken de zachte lijnen van de beboste en bebouwde hellingen plaats voor de scherp afgetekende contouren van nog niet verweerd lavagesteente, dat op zijn beurt naarmate we hoger komen steeds meer wordt verzacht door een dikke sneeuwlaag.

Bij de Refúgio Sapienza, het punt vanaf waar je in de winter enkel verder kunt met de kabelbaan, is het een drukte van belang. Enkele campers zijn zo te zien zelfs van plan om de nachtelijke kou te gaan trotseren en hier te overnachten, voor de rest staat de ruime parkeerplaats vol met auto’s en pratende groepjes familieleden.

Verder op de helling zien we de kleine, sierlijk slalommende figuurtjes van skiërs, verreweg de meeste bezoekers wandelen tussen de kraampjes door of drinken koffie in het restaurant terwijl kinderen en sommige ouders druk doende zijn om alle geneugten van een dik pak sneeuw te ondergaan; overal verrijzen sneeuwpoppen, suizen sleetjes van hellingen af en vinden sneeuwbalgevechten plaats.

 

We besluiten de drukte achter ons te laten en nemen de kabelbaan naar boven, naar een hoogte van 2644 meter. Hoog boven de wolken vouwt de wereld zich voor je open als geheel Sicilië en de Middellandse Zee aan je voeten liggen. Alle problemen lijken klein en onbelangrijk in de heldere witte vrieskou. “Ach”, overdenken wij, “al onze problemen zijn klein en onbelangrijk”.

Kijk op de Etna

Even denken we een kleine trilling te voelen die zich snel verplaatst over de vulkaanhelling. Klein en onbelangrijk.

Nee, laat de Etna maar rommelen. Wij komen toch wel terug.

 


Linksaf of rechtsaf?

Catania, 14 januari 2006

 

We hebben ontdekt waarom we hier in Italië ons zo vaak ergeren aan richtingborden, en zo vaak verkeerd rijden. Dat heeft tenminste een aantal redenen – allereerst staan ze op een andere plek dan in Nederland; bovendien betekenen de pijlen iets anders. In Nederland betekent een pijl naar boven rechtdoor, een pijl naar links linksaf, en een pijl naar rechts rechtsaf. Daarenboven staan alle borden rechts van de weg.

 

In Italië vinden ze dat al te simpel – zo komt er nooit verschil van mening! Hier wijst een pijl niet altijd de rijrichting aan, maar soms ook de rijbaan. Als een bord vóór een kruising staat en naar links wijst, dan wil dat zeggen dat je linksaf moet, of dat bord nu aan de linkerkant of aan de rechterkant van de weg staat. Staat een bord net ná een kruising, dan wordt de betekenis anders. Een bord aan de linkerkant dat naar rechts wijst wil zeggen rechtdoor, een bord aan de rechterkant dat naar links wijst wil ook zeggen rechtdoor, pas als een bord aan de linkerkant staat en naar links wijst moet je ook naar links, en pas als een bord aan de rechterkant staat en naar rechts wijst moet je ook naar rechts. In geval van twijfel sla je rechts of links af, want borden rechtdoor worden door de Italianen in het algemeen als overbodig beschouwd. Natuurlijk zijn hierop uitzonderingen. Zo staan er overal rondom de Etna borden die overduidelijk naar de vulkaan wijzen, dit voor het geval je deze berg niet zou opmerken.

 

Als je dat alles in de gaten houdt (hebben jullie het kunnen volgen?) kan het niet meer fout gaan. Tenzij natuurlijk de bordenplaatser met het verkeerde been uit bed is gestapt (linkerbeen als je rechts uitstapt en rechterbeen als je links uitstapt). Of dat de verkeerssituatie in de afgelopen tien jaar is veranderd – want borden weghalen doen ze in Italië nooit; eens gezet, blijft gezet. Zie je op een kruispunt twee borden met dezelfde plaatsnaam verschillende richtingen in wijzen is het zaak te onderkennen wat het meest recent geplaatste bord is. Dat is dan waarschijnlijk het juiste, tenzij het bord daar ooit is neergezet om een tijdelijke wegomlegging aan te duiden.

Borden op Sicilië

Tenslotte staan in Italië vaak alle verkeersborden en reclame-uitingen in chaotische kleurstellingen en vormen onder, door en over elkaar geplakt, geschroefd, gespijkerd of met touwtjes vastgebonden en heb je soms minutenlang nodig om deze gegevensovervloed in je op te nemen en er de voor jou relevante informatie aan te onttrekken. Wat voor Italiaanse weggebruikers voldoende aanleiding is om je links en rechts te passeren (en als ze de kans zouden krijgen ook boven en onder je langs te gaan), schijnbaar  zonder te letten op belemmerende factoren als uitzicht, trottoir, vluchtheuvels, zebrapaden, verdrijfstroken, voorsorteervakken of verkeerslichten. Een enerverende ervaring die je een idee geeft wat het moet zijn om door een aanstormende kudde wilde buffels omver te worden gelopen…

 

Onze stelregel is dan ook: wanhoop niet! Je kunt maximaal twee keer op elk kruispunt verkeerd rijden. En dat valt toch best wel mee!

 


Campingleven

Catania, 25 januari 2006

 

Er zijn van die campings die je altijd bij zullen blijven. En één van die campings die voor altijd op ons netvlies is ingebrand is de camping in Catania.

Het terrein is direct aan zee gelegen bovenop de lavarotsen, die een meter of 20 boven de zee uitsteken. Het is er verbazingwekkend rustig als je bedenkt dat het slechts een kilometer of drie van het stadscentrum is gelegen.

We namen aan dat er ’s zomers veel aan watersport en zwemmen werd gedaan, maar daar was in de periode dat wij er verpoosden niets van te merken.

 

We werden gewaarschuwd dat we geen plekje te dicht bij zee moesten kiezen; als het stormde konden de golven metershoog over de rand slaan. Medegasten vertelden dat ze onlangs na een storm de krabben uit de bomen konden plukken, maar zo grijs hebben wij het niet gezien.

 

Het personeel van de camping bestond, naast de baas van het spul, in de winterperiode uit drie personen: een receptioniste, een medewerker voor de buitendienst en een schoonmaakster.

De receptioniste was Gabriëlla, een Italiaanse schone die gepassioneerd en goedlachs haar werk deed. Ze sprak behalve haar eigen taal ook een aardig woordje Engels, waarmee ze zich meestal wel kon redden. De terreinknecht was Achim, een Duitser die een jaar of vier geleden met een tentje aan was komen waaien en die nu met zijn zes katten een kleine caravan bewoonde vlak naast de receptie. Hierdoor was hij eigenlijk altijd aanwezig en beschikbaar: vóór 12:00 uur moest je hem echter niet storen, dan sliep hij uit.

De camping beschikte over een omroepinstallatie waar Gabriëlla veelvuldig en graag gebruik van maakte, vooral als ze Achim nodig had. Dan schetterde zijn naam over het terrein en kon je hem even later met een gereedschapskistje naar de plek des onheils zien spoeden. Ook als ze telefoontjes ontving in het Duits of Frans werd de buitendienstmedewerker via de omroepinstallatie opgeroepen. Alles bij elkaar hoorden we zeker een keer of tien per dag “ACHIM!! ACHIM!” over de camping schallen.

 

Vlakbij onze caravan stond een lantaarnpaal met daaraan een zekeringenkast waar wij met onze stroomkabel waren ingeplugd. Geen klein kastje, ongeveer zo groot als een kleine koffer. En tijdens één van de vorige stormen was dat kastje van de paal gewaaid, op de grond geslagen en opengebarsten. Om te voorkomen dat er bij elke regenbui kortsluiting ontstond was er door de medewerkers een vuilniszak over de kast heen getrokken die met duct tape was vastgezet, en was de hele stroomkast  op een wit plastic stoeltje gezet om het van de grond te houden. Telkens als er een stekker ingestoken of uitgetrokken moest worden en steeds als men een zekering moest vervangen (de kasten werkten nog met échte zekeringen en geen aardlekschakelaartjes)  moest het gevaarte voorzichtig worden opgetild, de duct tape losgemaakt, de vuilniszak omhoog getrokken en dan pas kon men erbij. Waardoor het toch al snel tien minuten duurde voor een zekering was gewisseld.

En die zekeringen konden slechts zes ampère aan, wat niet veel is, zeker in de winter niet. Bovendien was de vuilniszak inmiddels zo vaak losgemaakt en weer vastgeplakt dat het stadium van de eerste scheurtjes in het plastic al lang geleden was gepasseerd. Bij een fikse regenbui zaten we ook wel eens opeens zonder stroom. Wij hebben zeker een keer of dertig de zekering laten springen tot de dag dat Achim, die ons onveranderlijk goedgemutst weer aan stroom hielp, een zeldzame snipperdag had genomen. Toen vervolgens de zekering weer sprong kwam de baas van het spul voor vervanging zorgen. En toen we een uur later weer zonder stroom zaten haalde hij de zekering eruit en plaatste een stukje ijzerdraad ervoor in de plaats. Precies 10 ampère, zo besloot hij glimlachend.

Stroomstoring op de camping

 

De warmwatervoorziening op de camping was blijkbaar ook beschadigd tijdens één van de afgelopen najaarsstormen: langzaam maar zeker verloren de douches met warm water het onderscheid met de douches die enkel koud water gaven. Na drie weken was er nog één douche bij de Mannen die warm water gaf. Toen we ontdekten dat je in de babykamer warm kon douchen, gingen we daar dankbaar gebruik van maken… totdat de schoonmaakster dat in de gaten kreeg. Want dat was echt niet de bedoeling, zoals Jan ondervond: hij stond zich net in te zepen toen er hard en aaneengesloten op de deur werd gebonkt. Dit was een babykamer, nada signores, zo kreeg hij te horen toen hij met een badlaken omgeslagen de deur opende. En hij kon netjes een koude douche gaan nemen.

Dus moest er voortaan gedoucht worden NADAT de schoonmaakster het terrein had verlaten…

 

We lazen in de nieuwe ACSI campinggids dat de camping momenteel beschikt over zeer modern sanitair en prachtige bungalows en dat vinden wij allemaal prima! Maar waar het voor ons echt om draaide bij deze camping was de heerlijke menselijke maat van de dingen.

 


Bandenspanning

Avola, 27 januari 2006

 

Eindelijk weer onderweg. Na een dikke maand op één camping, ook al was het er heel gezellig, begint ons zwerversbloed te kriebelen – we willen weer wat nieuws!

Tja, soms blijkt het achteraf verstandiger te zijn om dat bloed nog maar lekker een tijdje te laten kriebelen.

In Italië loopt een armoedegrens, ergens tussen Napels en Rome. En Sicilië hoort wat dat betreft duidelijk aan de verkeerde kant van die grens; wij keken dan ook niet verbaasd op toen uit een zijstraat vlak voor onze combinatie een personenauto de weg op schoot die met geen mogelijkheid door de jaarlijkse keuring in Nederland zou zijn gekomen. “Schoot” was trouwens niet het goede woord; de dagen dat deze auto kon “schieten” lagen in een ver en vast glorierijk verleden. Aan het model en het logo te zien was de auto ooit door de Peugeot-fabrieken gefabriceerd. Terwijl de brik verder over de weg kroop bekeek ik de mogelijkheid om het in te halen, voorwaar geen sinecure op de smalle Siciliaanse verkeersaders. Hierdoor was ik net iets te laat om een onderdeel wat van de rammelkast af op het wegdek viel helemaal te ontwijken; omdat we echter geen hobbel voelden vertrouwde ik er maar op dat het stuk metaal tussen de wielen door was geschoten.

Uiteindelijk kregen we voldoende ruimte om het wrak voor ons te passeren en vervolgden we onze weg richting Avola.

 

Vijf minuten later hoorden we een klap en een luid geratel, en zag ik na een snelle blik in de rechterspiegel de rook opstijgen van de caravanband. Direct de combinatie in de berm gezet en inderdaad, de band was totaal aan flarden gescheurd, stonk behoorlijk en de rook sloeg er af. Blijkbaar hadden we het stuk metaal toch niet helemaal vermeden, al weet je dat natuurlijk nooit zeker.

Dit was de eerste keer dat we met de caravan onderweg de band moesten wisselen; later zouden we daar meer ervaring in gaan krijgen.

 

“Eerst de spullen maar eens verzamelen”, dacht ik. En daarvoor konden we direct de halve disselbak van de caravan en de hele kofferbak van de auto leeghalen.

Veiligheidsvesten – eerst maar eens aandoen – onderin de kofferbak.

Pech onderweg

Gevarendriehoek – achterin de kofferbak - honderd meter achter de caravan zetten. Bleef natuurlijk niet staan: keien zoeken om hem te verzwaren. Je zult dan altijd zien, op Sicilië nota bene, geen kei van enige omvang te bekennen. Uiteindelijk maar verzwaard met twee 5-liter-flessen water.

Reserveband – in de disselbak. Krik en kriksleutel – onderin de disselbak – om erbij te komen moest de hele voortent uit de disselbak worden gehaald – eerste gescheurde nagel.

Wieldopsleutel: nergens te vinden. Volgens het Polar-boekje bleken we die ook niet te hebben. Saab-boekje gecontroleerd en jawel, bij het reservewiel van de Saab hoort een wieldopsleutel. En die zat bij het reservewiel. Onderin de bagageruimte. Die we net weer hadden ingeladen, nadat we de gevarendriehoek hadden gevonden. Grrrr. Uitladen maar weer en wieldopsleutel eruit gehaald. Knokkels rechterhand opengehaald aan de kampeerstoelen. Dit keer niet meer direct weer ingeladen; wie weet wat we nog meer nodig hadden.

Met veel moeite de 5 bouten losgedraaid. Tweede gescheurde nagel, eerste forse schram in de muis van mijn hand. Bedacht me dat we voor het reservewiel andere bouten nodig hadden, die ergens in de caravan lagen. Caravan doorzocht, bouten gevonden.

Krik eronder gezet en de caravan opgekrikt. Vond de boel zo wankel staan dat ik voor de zekerheid de caravansteunen ook maar uitdraaide.

Pech onderweg

 

Wiel eraf gehaald, reservewiel erop. Nieuwe bouten met de hand vastgedraaid. Waren wel zo duidelijk van een andere maat dat de wieldopsleutel niet meer paste. Bouten vastgedraaid met een baco-sleutel. Ditmaal knokkels van de linkerhand opengehaald en een flinke blauwe plek op mijn knie. Krik omlaag gedraaid, waardoor de nog steeds uitgedraaide caravansteunen muurvast kwamen te zitten. Krik weer omhoog gedraaid, caravansteunen eerst omhoog gedraaid, daarna krik weer omlaag gedraaid.

De spatlap was faliekant uit model geraakt en drukte tegen het wiel; de spatlap losgeschroefd.

Alles opruimen. Daarbij vonden we uiteindelijk de werkhandschoenen. Gevarendriehoek ophalen en veiligheidsvesten uitdoen. Handen wassen, wonden desinfecteren en pleisters en andere verbandmiddelen aanbrengen.

Het zweet afgeveegd van mijn gezicht. Poepoe.

Verder dus maar weer. Alles bij elkaar een uur of anderhalf werk.

 


Sicilië op zijn smalst

Avola, 27 januari 2006

 

Een uur later arriveerden we bij de camping in Avola.

 

Daags tevoren waren we al gewaarschuwd door een Engels stel dat ons hierin was voorgegaan: de toegang tot camping ‘Sabbiadoro’ is erg nauw. Zij hadden niet overdreven.

 

Voorzichtig laveerden we door allerlei smalle steegjes en stonden uiteindelijk dan voor het toegangshek naar de camping. De bocht om daar binnen te geraken konden we echt niet nemen! Caravan losgekoppeld, auto stukje verder gezet, caravan voorzichtig stukje verder om de hoek trekken, caravan weer aankoppelen.

Nauw

We reden vóór de receptie langs, waarna direct weer een scherpe bocht naar rechts volgde. Weer eentje die met onze combinatie niet te maken was. Caravan losgekoppeld, auto stukje verder, caravan voorzichtig stukje verder om de hoek trekken, caravan weer aankoppelen, daarbij ijverig geholpen door twee inmiddels toegesnelde tuinmannen die hiervoor hun werk in de steek lieten. Dat konden we van de receptie – hallo en zoek maar een plaatsje - niet zeggen.

We verkenden het terrein voor een mogelijke staanplaats. Dat viel nog niet mee, want de grond was over het algemeen erg drassig. De hoveniers dachten met ons mee en deden voorstellen voor een redelijk droog plekje. Uiteindelijk vonden we een leuke stek in de botanische tuin, alleen … de bocht erheen konden wij niet nemen.

Caravan losgekoppeld, auto stukje verder, caravan voorzichtig stukje verder om de hoek trekken, caravan weer aankoppelen, nogmaals ondersteund door onze twee tuinlieden.

Zo arriveerden we op onze nieuwe plek, bedankten de twee spierkrachten, zetten geroutineerd de boel op en ploften in een stoel voor de caravan. Nu met een kleine beschadiging aan de dakrand, maar dat ontdekten we pas later.

 

Eindelijk weer onderweg? Zwerversbloed? De komende dagen even niet.

 


Siciliaans ondernemen

Ragusa, 4 februari 2006

 

Sicilië is geen rijk eiland. En ook de sociale voorzieningen zijn hier niet dusdanig dat je rustig werkeloos kunt zijn in afwachting van betere dagen: die komen namelijk niet.

Dat heeft tot gevolg dat erg veel mensen in de “kleine” handel zitten; ze kopen enkele kisten fruit of groenten of plukken deze uit eigen moestuin en gaan naar een markt, al dan niet uitgerust met het typische Zuid Italiaanse werkpaard, de driewieler ofwel de Ape (spreek uit aapu).

Groente uit eigen tuin...

Verder is de familie van levensbelang om het gebrek aan collectieve sociale infrastructuur op te vangen.

In een dergelijk klimaat gedijt de misdaad; ondanks alle successen van de afgelopen jaren om de tentakels van de maffia op het sociaal-economische leven af te hakken zijn 2 op de 10 Italiaanse ondernemingen op een of andere wijze gelieerd met maffiafamilies; in Palermo betaalt 90% van alle ondernemingen en handelaars nog steeds de pizzo (beschermingsgeld) die op kan lopen tot 275 euro per maand.

 

Als toerist zie je normaal gesproken weinig van dat alles. Af en toe merk je op dat een politiebureau meer weg heeft van een versterkte vesting en sommige ommuurde villa’s schijnen wel erg zwaar te zijn beveiligd met stalen hekken, videocamera’s, prikkeldraad en woeste honden.

 

Wat we voor de eerste keer op Sicilië tegenkomen zijn de zelfbenoemde parkeerwachters. Ze bevinden zich op de grotere gratis parkeerterreinen, tonen officieel uitziende bonnetjes en vragen 5 of 10 euro aan de argeloze toerist om daar te mogen parkeren. Vaak zijn ze uitgedost in uniform waardoor moeilijk van echt te onderscheiden, en tonen zich ware acteurs die met gespeelde verbazing, regelrechte verontwaardiging  of  onverdroten persistentie alsnog proberen te overtuigen. 

Wij  besloten uiteindelijk dat élke “levende” parkeerwacht  bedrog was, tenzij hij werd ondersteund met fysieke attributen als wachthokjes of slagbomen. We hebben de politie nooit op zien treden tegen dit fenomeen dat we zelfs op de luchthaven van Catania tegenkwamen.

 

Ragusa is één van de vele Siciliaanse steden die tijdens een zware aardbeving in 1693 praktisch met de grond gelijk werden gemaakt (er waren meer dan 5000 doden te betreuren). Na deze verwoestende natuurramp zijn grote delen van steden en dorpen destijds praktisch gelijktijdig herbouwd. En in het begin van de 18de eeuw was het barok wat hier de klok sloeg; er is op het eiland dan ook werkelijk een overvloed aan barokke kerken, paleizen en woonhuizen.

Omdat Ragusa over een bergtop heen is gebdrapeerd kun je er met de auto niet naar binnen. Ten behoeve van de nieuwsgierige toerist is er een uitgestrekt parkeerterrein aangelegd, onderin het dal. En ook hier troffen we een ondernemende inwoner aan die ons informeerde dat parkeren 5 euro bedroeg. Vlak onder een bord waarop vermeld dat het parkeren verplicht en gratis was. Toen we hem op de tekst wezen haalde hij niet onder de indruk zijn schouders op en ondanks onze weigering een bijdrage aan z'n traktement te fourneren, wees hij ons uitgebreid de weg naar het centrum. Want ook de Siciliaanse ondernemer is vriendelijk en gastvrij!

 


Eureka

Syracuse, 4 februari 2006

 

Syracuse (of Siracusa op z’n Italiaans) is de stad van Archimedes.

Maar eerst even wat verder terug. Sicilië zou eigenlijk bij Griekenland thuis moeten horen. Het waren de Grieken die rond 7 tot 9 eeuwen voor Christus hun oog lieten vallen op dit prachtige en vruchtbare eiland en vervolgens overal steden stichtten en met de kolonisatie van het eiland begonnen. En omdat Griekenland in die tijd geen eenheid vormde maar bestond uit stadstaatjes als Sparta, Athene en Corinthië werd er tijdens dat kolonialiseren nogal wat afgevochten. Syracusa werd gesticht door Corinthië in 734 voor Chr. en slaagde er al gauw in om uit te groeien tot een erg rijke stad.

 

De eeuwen verstreken, Romulus en Remus werden geboren en Rome werd gesticht en groeide al snel uit tot één van de dominante steden in Italië; de Italianen werden Romeinen, een soort van Italianen avant la lettre.

Zoals in elk groeiend machtscentrum ontstond er weerstand: Carthago verzette zich tegen de Romeinse expansie en Syracuse, dat sloot zich tijdens de tweede Punische oorlog aan bij het verbond tegen Rome. Een foute inschatting, weten wij nu, en een vergissing die al gauw leidde tot de belegering van de stad. Door de Romeinen.

 

En hier stuiten we dan weer op Archimedes (ja, we zitten niet zomaar wat op te schrijven). Inderdaad, de man die elke scholier herkent vanwege het feit dat hij “Eureka” uitriep in bad toe hij de opwaartse druk definieerde. En verder ook nog de man die pi heeft gevonden, en het tandrad, de katrollen en nog een hoop andere dingen.

 

En met Archimedes bleek het kwaad kersenpitten eten. Als inwoner van de stad hielp hij mee met de verdediging, en kwam met allerhande belegeringsmachines om de Romeinen te dwarsbomen die in een zwaar gepimpt jongensboek niet zouden misstaan. Katapulten, blijdes en ander schietspul – kan, denk ik dan. Iemand moet ooit begonnen zijn om die dingen te bouwen, en als je na gaat denken hoe je een zware steen zo ver en accuraat mogelijk kan werpen dan is een katapult een voor de hand liggend voorwerp (als je tenminste het huisgenie bent, niet dat ik aan zoiets zou denken!)

Maar de overlevering gaat wel een beetje verder! Volgens de annalen vond onze vriend gigantische spiegels uit waarmee hij de zeilen van de Romeinse oorlogsschepen in brand stak. Kijk, daar kan ik geen chocola van maken – dat geloof ik gewoon niet. Ik zie Archie daar al met enorme spiegels in de weer, terwijl de Romeinen natuurlijk zorgvuldig hun zeilen stil moesten houden, minstens 10 minuten, om de boel in de fik te krijgen. Al vind ik de oplossing die de Romeinen uitvonden om de aanval uiteindelijk toch door te zetten geniaal: ze wachtten tot de zon even niet scheen! Briljant gevonden, toch!

Archimedus richt zijn spiegel!

In ieder geval sneuvelde Archimedes tijdens het beleg. Of eigenlijk na het beleg: volgens de geschiedenis had hij na de inname van Syracuse een grote mond tegen een Romeinse soldaat die hem kwam halen om hem naar de Romeinse opperbevelhebber Marcus Marcellus te brengen. Waarop die soldaat hem overhoop stak.

Waarmee maar weer eens wordt bewezen dat het niet verstandig is om een grote mond te hebben tegen een man met een groot mes in zijn hand. Wat dan ook weer verklaart waarom een chef-kok zelden een disciplineprobleem heeft, in de keuken.

 


Het Feest van de Bloeiende Amandelboom

Agrigento, 8 februari 2006

 

In Agrigento bloeiden de amandelbomen.

Stel je even voor, een grote vallei. De Vallei van de Tempels, en die is, je raadt het al, niet voor niets zo genoemd. Op elke noemenswaardige heuvel in die vallei is door de Grieken een tempel neergezet. Vanaf die tempels kijk je via een met amandelbomen begroeid dal uit op het zonovergoten stadje, dat tegen een tweede heuvelrug aanligt. Met alle amandelbomen getooid in witte bloesems levert dat een bijzonder fraai landschap op.

 

En alsof dat nog niet voldoende reden was om de stad met een bezoek te vereren, was het ook de tijd van het Feest van de Bloeiende Amandelboom, een groots opgezet internationaal volksdansfestijn.


Rwanda Spanje





















Nu moet ik bekennen dat ik met enige scepsis naar dit feest afreisde. Mijn ontmoetingen in het verleden met volksdansuitingen, zowel in Nederland als in het buitenland, hadden in mij geen vlam van enthousiasme ontstoken. Ik gun iedereen het zijne, en als een stel boer’n en boerin’n op leeftijd het lollig vonden om uitgedost in kiel en klompen een tikje plechtstatig op de maat van allang (en terecht) in de vergetelheid geraakte oud-vaderlandse wijsjes een rondedans te maken dan moeten ze dat vooral doen – maar wel bij voorkeur op een plek waar ik geen toeschouwer hoef te zijn.

Maar Mieke had veel goeds gehoord over dit folklorefestival, was er zelfs opgetogen over dat we het mee konden maken. Dus togen we de eerste ochtend al vroeg naar Agrigento, waar op twee plekken in de stad podia en tribunes waren neergezet om deze  buitenluchthappening te faciliteren. En ik moet toegeven dat ik de eerste dag al was verkocht; álle dagen dat het festival duurde waren we in de ochtenduren reeds bij één van de podia te vinden. De wervelende shows van de Russen, de uitbundige dansen van de Zambiërs en de gedreven, opstuwende muziek van de Koreanen, zelfs de Duitsers al dijenkletsend in hun Lederhosen, het was één groot kijkspektakel.

Rusland

Voortaan weet ik het: volksdansen is een feest!



Overwinteren op Sicilië

San Leone, 12 februari 2006

 

’s Winters kamperen op Sicilië is een rustige aangelegenheid, zolang je uit de buurt blijft van Catania en Palermo. We hebben al eerder beschreven dat het soms even wennen is, dat Siciliaanse verkeer, maar dat geldt eigenlijk voornamelijk rond voornoemde steden. En nadat ik voor de tiende keer ternauwernood aan een botsing was ontsnapt, verloor ook dat zijn spanning en kregen we een bovennatuurlijk vertrouwen in het reactievermogen van de gemiddelde Italiaanse weggebruiker.

Rustig onderweg

De meeste archeologische sites die we bezochten lagen er verlaten bij; al snel leerden we dat we alle geweldige, antieke theaters en tempels toeristenloos konden fotograferen als we af en toe maar even geduld hadden. En ook de meeste steden en dorpen die we bekeken, lagen er sereen en stil bij; waar de reisgids ons waarschuwde om vooral vóór negen uur ’s ochtends aanwezig te zijn vanwege de enorme toestroom aan bezoekers sierde onze auto vaak als enige het immense parkeerterrein.

 

Overigens was dat vorige winter in Spanje niet anders. Er zijn echter twee duidelijke verschillen met Sicilië. Aan de Spaanse kusten waren alle campings nagenoeg vol, en ten tweede was het er op de doorgaande wegen doorgaans een drukte van belang.

Op Sicilië echter, waren de kampeerterreinen zo goed als leeg, en de wegen evenzeer.

Sicilië is kennelijk niet populair als overwinterbestemming.

We moeten toegeven: de temperatuur is er net iets lager en het regent er net iets vaker.

Daar staat tegenover dat de zonnebrillen er beslist mooier zijn!

De Italianen beweren zelf dat hun keuken de beste van de wereld is en wie zijn wij om dat te weerspreken? De Siciliaanse expressie, de Italiaanse zwier, de Griekse ruines, de Etna, de prachtige (vaak barokke) bergstadjes en de onverstoorbare rust die in het zuiden van het land nog in ruime mate voorhanden is zijn maar enkele delicatessen die ons werden voorgeschoteld. En als toefje op de tiramisu, waar kun je ontbijten in de zon, en even later lunchen in de sneeuw?

 

Naarmate de winter vorderde, herkenden we de auto’s die op de parkeerterreinen van de tempels stonden, en leerden we steeds meer reizigers kennen die eveneens over het eiland zwierven. En stuk voor stuk waren we het erover eens. Sicilië als overwinterbestemming. Ssssst! Tegen niemand verder vertellen!

 



 

Noem mij, noem mij, spreek mijn naam

Selinunte, 17 februari 2006

 

Na jarenlang zwoegen heb je dan eindelijk bereikt wat je altijd al wilde bereiken. Je bent de grote baas, de koning, en niemand doet je meer wat. Al je broers, al je neven en zelfs al je zusters liggen dood en vergeten in hun graven, geofferd op het altaar van je ambitie. Je beslist over leven en dood; voor tachtigduizend onderdanen is er maar één god, en dat ben jij.

Je hebt een leger van wel 5.000 soldaten die precies doen wat jij wilt dat ze doen, duizenden ambachtslieden, van de plaatselijke bakker tot de steengroevebezitter, schrijvers, schilders, beeldhouwers, honderden onderbaasjes die zichzelf patriciërs noemen en die helemaal afhankelijk zijn van jouw luimen. Je schatkisten lopen letterlijk over van zilver en goud, je laat schepen bouwen en bemannen die andere steden plunderen zodat je nog meer pecunia binnenhaalt.

Je besluit tempels te laten optrekken, de grootste van heel het eiland, de mooist versierde, de indrukwekkendste. Langzaam verrijzen ze aan de horizon, machtige bouwwerken ter ere van de goden die je tegenwoordig meer als gelijken dan als opperwezens beschouwt.

Hoger en hoger rijzen ze, ter ere van Zeus, van Neptunes, van Diana. Gigantische beelden worden opgericht en het is niet toevallig dat de gelaatstrekken van Zeus veel overeenkomsten vertonen met je eigen gelaat. Je weet het zeker: generaties zullen komen en gaan, maar jouw naam zal blijven klinken door de eeuwen en millennia heen.

 

Het duurt lang, maar uiteindelijk ga ook jij de weg van alle vlees en sterf je. Je hebt een machtig mausoleum laten bouwen en je oudste zoon is een waardige opvolger die al zijn jongere broers al op jonge leeftijd uit de droom en uit dit leven heeft geholpen; je kunt tevreden zijn.

 

Tweeëntwintighonderd jaar verstrijken. Niemand kent meer je naam, alles wat je met je leven hebt bereikt is stof. En dan, in 1825, beginnen enkele archeologen je stad aan de eeuwige vergetelheid te onttrekken. Ze gaan graven, en ontdekken de gigantische tempels die je hebt laten bouwen. Al je moeite lijkt plotseling niet vergeefs, je naam zal toch voortleven tot in alle eeuwen! Alleen … weet niemand meer wie je bent. Sterker nog, niemand weet zelfs meer aan welke goden de tempels waren gewijd. In plaats van de tempel van Zeus, Poseidon of Diana spreekt men van tempel E, F en G. Tempel G!!

 

En niemand, niemand spreekt je naam…

 



 

Verdere Saabvonturen

San Vito lo Capo, 19 februari 2006

Palermo, 7 maart 2006

 

 

Er zat een zekere regelmaat in de gebreken van onze Saab.

Het was al weer enkele maanden geleden dat hij de binnenkant van een garage wilde zien, en helemaal zeker dat de garage in Athene de oorzaak had achterhaald waren we niet. We waren dan ook niet verbaasd toen de “ping” van de boordcomputer ons opriep om de auto even aan de kant te zetten. Het was eigenlijke een onnodige attentie, want de stoomwolken die onder de motorkap uitdreven, spraken ook duidelijke taal.

Geroutineerd lieten we de boel wat afkoelen, vulden we water bij, en vervolgden onze weg. Tien minuten later klonk er weer een “ping”. Nu liep de weg inderdaad over heuvels en door dalen, en moest er flink gewerkt worden door onze bolide. En daar had de

Saab duidelijk geen zin in. Omdat ons opviel dat we geen enkele maal de ventilator hoorde draaien (en die zou bij een oververhitte radiotor toch overuren moeten maken, zou ik als leek althans verwachten) keken we de zekeringen na, maar die waren allemaal in orde. Radiator weer bijvullen en verder dan maar.

In totaal zouden we tijdens de 95 kilometer lange transfer maar liefst 8 keer langs de kant staan; in plaats van de geplande 2 uur waren we uiteindelijk 5 uur onderweg. Maar aankomen in San Vito lo Capo deden we.

 

De dichtstbijzijnde Saab-garage lag in Palermo, zo bleek uit ons handboek, ongeveer 100 kilometer verderop, toevallig onze eerstvolgende geplande stopplaats. Tja, zouden wij die afstand kunnen overbruggen met auto plus caravan?

De volgende dagen gebruikten we de Saab zonder problemen om bergdorpjes en ruines in de omgeving te bekijken. Hierdoor gesterkt, besloten we gewoon met de caravan naar Palermo te rijden. Een goed besluit, bleek achteraf. De auto trok probleemloos door de bergen naar Palermo.

Een paar dagen later bezochten we de garage en legden in ons beste Italiaans uit wat er aan de wagen mankeerde. We lieten de zieke in hun bekwame handen achter, onderling de hoop uitsprekend dat ze begrepen hadden wat de precieze symptomen waren die wij, niet in het minst gehinderd door onze beperkte woordenschat, met overvloedig zwierige handgebaren, wat sowieso buitengewoon Italiaans overkwam, hadden overgebracht.

De volgende ochtend lieten we de beheerder van de camping naar de garage bellen om te informeren naar de diagnose. Die was nog niet gesteld; wij werden verzocht om de volgende dag nog maar eens te bellen. Ehm, kwam ons bekend voor …

De volgende dag was het euvel echter geduid; er bleek een thermostaat kapot te zijn, die moest worden besteld en zou binnen enkele dagen in Palermo arriveren.

 

Drie dagen later mochten we onze getroebleerde auto weer ophalen. Wij waren reuze benieuwd, maar durfden er niet op te vertrouwen dat de oorzaak nu ook werkelijk was opgelost. De tijd zou het leren.

 

Wordt vervolgd.

 



 

Carnaval op Sicilië

Sciacca, 26 februari 2006

 

Carnaval op Sicilië, daarvoor moet je naar Sciacca (denk maar aan een bekende Nederlandse goeroe als je het uit wilt spreken: Tsjakkááá!). Daar waren onze gids, twee lokaal geraadpleegde toeristenbureaus en de campingeigenaar het roerend over eens.

Ook al was het 138 kilometer verderop, daar was het 5 dagen feest! Behalve, zo merkte onze eigenaar op, als het regende. Dan ging het hele feest niet door… Wij keken ongerust naar de lucht, maar die was helder, dus besloten we om maar eens poolshoogte te nemen.

Samen met de rest van Sicilië, zo bleek een kilometer of 5 voor ons einddoel. We sloten aan in de file, en maakten van de gelegenheid gebruik om onze meegebrachte lunch te nuttigen. Een uurtje later konden we de auto op een grote parkeerplaats buiten het stadje zetten. Er was zelfs een busverbinding ingesteld om alle feestgangers gratis naar het centrum te vervoeren. De bus was dan ook afgeladen vol, de meeste passagiers waren verkleed of droegen tenminste een festivalhoed; de stemming zat er al aardig in.

Wij wisten niet goed wat te verwachten van een Sicilaans carnaval. Langs de straten waren vele kraampjes neergezet en de carnavalsvierders liepen daar rond of zaten in groepjes op het trottoir. We wandelden langs de stalletjes en kwamen in een straat terecht, waar de carnavalswagens in een lange rij stonden opgesteld. Ze zagen er niet uit of ze elk moment zouden gaan rijden; eentje waren ze zelfs nog aan het bijschilderen.

 

‘Hot item’ op het feest was een plastic piephamertje in groen en roze, met de uiteinden van het slaggedeelte in harmonicavorm. Het idee was om er wie dan ook een tik mee op z’n hersens te geven, en iedereen was daar dan ook enorm druk mee doende (tsjakka!). Het was erg vermakelijk om te zien, wat een lol kun je hebben met een hamertje. De sfeer was geweldig goed. Op enig moment belandden we in een piephamer versus spuitbus geschil, waardoor we vrolijk versierd met zeepvlokken, er nu toch even heel carnavalesk bij liepen.

Na half 6 zette tot onze verrassing één van de carnavalswagens zich in beweging, vooralsnog niet gevolgd door de rest. Toen de tweede deelnemer zijn voorbeeld ging volgen, waren we een dik half uur verder. Elke wagen werd voorafgegaan door een auto met lichtspots, waardoor het een hele mooie en sfeervolle optocht werd in het invallende duister. Iedereen liep overal in het rond en tussen de rijdende wagens; echt op z’n Italiaans, er was niets afgezet.; we besloten de stoet tegemoet te lopen, we wilden alle deelnemers toch tenminste even zien.

 

Om kwart over zeven vervoegden wij ons bij de bushalte, waar een heleboel mensen stonden en zaten te wachten. Oh, oh, moesten die allemaal in de bus?

Na een tijdje op straat hangen werd het via een soort osmose voor iedereen duidelijk, dat de bus echt niet meer door deze mensenmassa heen kon komen met de uiteindelijk onontkoombare vaststelling dat we dus met z’n allen terug moesten lopen naar het parkeerterrein. Allemaal. De ene nog vreselijk lollig, de andere rete bezopen, de derde op veels te hoge hakken, de vierde met een nutteloos plastic hamertje … in een lange rij begaven we ons door het schemerduister naar de wachtende auto’s. Het was een dikke 2 kilometer lopen, maar zeker leuker dan wachten.

 

Het meest opvallende aspect van het carnaval, naast de gigantische praalwagens, vonden wij het ontbreken van bier, wijn of andere alcoholische versnaperingen. Het merendeel (ook de jongeren tussen de 15 en de 25) was eigenlijk broodnuchter en had duidelijk toch een hoop lol.

 

En lol, daar zijn wij altijd voor te porren. Zelfs met een plastic piephamertje…

 

 



 

Lichtval

Monreale, 7 maart 2006

 

Geld vind je soms in een klein hoekje.

Iedereen heeft wel eens een wild idee waarmee potentieel veel geld te verdienen valt. Meestal zitten er vervolgens zoveel al dan niet denkbeeldige haken en ogen aan dat het idee in de diepvries wordt gezet en nooit meer wordt ontdooid.

Het verschil tussen een succesvol zakenman en een dromer is niet dat de een meer of andere ideeën heeft dan de ander; het verschil is dat de zakenman zijn invallen niet invriest!

 

En de pastoor van Monreale had zijn inval duidelijk omgezet in actie.

Overal in de dom stonden automaten waar je 1 euro in kon stoppen. Met als resultaat dat het licht aanging – gedurende 1 minuut en enkel op het stukje zijaltaar waar de automaat zich bevond. Wilde je het volgende altaarstuk gaan bewonderen, dan was een nieuwe euro noodzakelijk. Een eenvoudige manier om wat geld te vangen zonder je te moeten verlagen tot het allerlaagste niveau waarnaar een kerk kan zinken: entree vragen.

 

Bovendien zorgde dit systeem direct voor een extra attractie. Behalve het bewonderen van de tentoongestelde kunstschatten kon je ook een studie wijden aan de bezoekende mensenmenigte. Van de honderden mensen die in de dom dwaalden, was er maar een erg klein percentage wat geld in de automaten wilde stoppen. Verreweg de meeste kerkbezoekers keken gratis mee; zodra ergens in de kerk het licht aanging, haastten zich met name de met een fototoestel uitgeruste toeristen naar het licht en werd de gulle donateur bijna opzij geduwd in de strijd om de beste fotopositie.

Een minuut later ging het licht weer uit en verspreidde de toegestroomde massa zich weer, wachtend op een nieuwe lichtval.

 

We kochten kaartjes om de aangrenzende kloostergang te bezoeken, met maar liefst 228 dubbele verschillend bewerkte pilaren en als absolute topattractie een fontein. Volgens de legende zal elke vrouw die hier haar handen wast 10 jaar jonger worden.

Natuurlijk geloven wij daar niet in. Allemaal onzin. En waarom ze er geen handdoek bijleggen snappen wij ook niet…

 

 



 

Leesvrees

Cefalù, 10 maart 2006

 

Er zijn drie redenen waarom je Cefalù zou willen bezoeken.

Het dorpje van 14.000 inwoners bezit het mooiste strand van Sicilië. In de zes maanden tussen half april en half september zorgt dat voor een massale instroom van toeristen waarvoor een gigantisch areaal aan parkeerplaatsen, strandtenten en snackbars beschikbaar is dat echter toen wij er waren nog niet operationeel was. Behalve een eenzame wandelaar die zijn hond uitliet en wat inwoners die bezig waren met het opzetten van de cabines lag het strand er dan ook leeg en verlaten bij.

Het middeleeuwse dorpscentrum wordt door de toeristen autovrij gehouden. Enkel inwoners kunnen een vergunning krijgen om hier rond te rijden, waarmee direct het blinde vertrouwen van de rondscheurende automobilisten in hun kennis van alle bochtjes en gaten in het wegdek verklaard wordt. Als rondslenterende toerist kun je er maar beter voor zorgen dat je gereed staat voor snelle ontwijkende acties! Het dorp wordt bekroond door een onmatig grote kathedraal en is verder bezaaid met winkeltjes ter laving ende vermaak van de argeloze toerist.

De huizen liggen ingeklemd tussen de zee en een gigantische rots, waarop in het verleden verschillende kerken, tempels, vestingwerken en andere heiligdommen werden gebouwd waarvan je de ruines na een inspannende wandeling kunt bewonderen.

 

Er zijn ook redenen om er niet te komen, zo waarschuwt onze reisgids. Vanuit Palermo zou er zoveel vrachtverkeer op de weg rijden dat snelle reflexen noodzakelijk zijn (?!) en ’s nachts is het ronduit gevaarlijk om gebruik te maken van deze infrastructuur.

En vanaf de andere kant, vanaf Messina, zijn de wegen zo bochtig en smal dat er daarom geen bussen rijden vanaf Messina naar Cefalù!

 

Onze reden om er naar toe te rijden, lag gewoon in het feit dat we er nooit eerder waren geweest. En dankzij onze bovenmenselijke reflexen en stalen zenuwen hebben we de tocht overleefd!

Soms lijkt reisboeken lezen gevaarlijker dan reizen.

 

 



 

De mens wikt…

Tindari, 14 maart 2006

 

De aarde is niet plat, maar een bol. En die bol is niet hol, maar gevuld bijna tot de nok toe met gloeiend gesteente.

Toch heb ik van jongs af aan iets gehad met vulkanen. Het idee dat de aardkorst hier en daar een gat heeft, waardoor je naar binnen zou kunnen heeft mij altijd gefascineerd. De boeken van Jules Verne over reizen naar het middelpunt van de aarde vonden bij mij dan ook gretig aftrek en ik zal het eeuwig jammer blijven vinden dat er geen werelden onder de aardkorst bestaan parallel met de werelden onder de zeeoppervlakte. O wacht, die bestaan ook niet…

 

We waren dan ook vast van plan om het eiland Vulcano met een bezoek te vereren. Een eiland waarop een van de gevaarlijkste vulkanen ter wereld actief is en waar door de gemeente geen enkele bouwvergunning meer wordt verstrekt (terwijl er blijkbaar al een overvloed aan hotels is gebouwd …) dat wilden wij natuurlijk meemaken!

Wij waren dan ook verbaasd en teleurgesteld toen bleek dat er op dat moment geen boten naar het eiland voeren! Een Duitse medekampeerder was al twee weken aan het wachten tot de wind wat ging liggen zodat hij met zijn camper kon overvaren naar Vulcano!

 

Wij overwonnen onze teleurstelling en besloten om dan de Etna nog maar eens met een bezoek te vereren; vanaf Catania hadden we een aantal keren haar zuidflanken bezocht en we zaten nu aan de noordkant; wat voor variatie wil je nog meer…

We informeerden even bij de receptie hoe het ervoor stond bij de krater, en vernamen dat honderden mensen vastzaten op de noordelijke flanken van de vulkaan vanwege hevige sneeuwval en dat een bezoek aan de vulkaan sterk afgeraden werd.

 

Blijkbaar wilde Vulkanus even geen bezoek van ons. We besloten om dan maar naar Tyndaris te rijden, wat een mooi strand, een heus pelgrimsoord incluis een raadselachtig aangespoelde zwarte Madonna, een Romeins archeologisch ruïnecomplex en een aandoenlijk lieve zwerfhond te bieden had.

 

Waarmee we een fantastisch mooie dag hadden, dat was het probleem niet. Maar die twijfel. Wat als het gat in de grond op Vulcano nu eens echt…

 



 

Trekhaken breken nooit

Sicignano degli Alburni, 16 maart 2006

 

Met een bezwaard hart namen we afscheid van Sicilië. Afscheid nemen blijft een beetje sterven. Gelukkig is arriveren dan weer een beetje geboren worden; zo beschouwd zijn de afgelopen vier jaren voor ons een aaneenschakeling van begrafenissen en doopfeestjes. Je kunt maar ergens lol in hebben…

Bij elke plek waar we weggaan denken we “Veel beter kan het niet meer worden”. En beter wordt het dan misschien niet meer, maar gelukkig wel anders! Onze trip richting Napels, Pompeï en Capri zou in ieder geval wel anders worden!

 

We hadden twee dagen gepland voor de transfer van Sicilië naar Napels en de eerste dag verliep zonder verdere incidenten. We waren de tweede dag nog geen 50 km verwijderd van onze bestemming toen het gebeurde.

Het was een prachtige vierbaans snelweg, de A3, met op de achtergrond besneeuwde bergen. Dit keer was het geen beschaafde “ping” van de boordcomputer die het onheil aankondigde maar een hard knappend geluid. We reden niet over een hobbel, er lag niets op de weg en we zagen niets vreemds in de spiegels. We besloten om de boel toch maar even aan de kant te zetten en dat lukte bij een van de parkeerhavens.

We stapten beiden uit om te zien wat er aan de hand was. Bij de achterkant van de auto aangekomen zagen we met enige verbazing dat de caravankoppeling en de trekhaak bijna de grond raakten. De trekhaak bleek te zijn afgebroken! Enkel doordat de haak nog met een tweetal bouten vastzat was voorkomen dat de hele caravan aan de haal ging! 

 

Met een verrekijker ontcijferden we het afslagbord dat 600 meter verderop stond en gewapend met deze informatie belden we de ANWB. Die nam onze gegevens over en zou contact opnemen met de ACI, de Italiaanse wegenwacht. Over 5 kwartier zouden ze ons bellen om te horen of er inmiddels al iemand op was komen dagen.

Na 7 kwartier werden we gebeld door een Duitssprekende man, die onze gegevens nog eens opnam en iemand zou sturen. Het was inmiddels kwart over 4 en het begon ons te dagen, dat de siësta zojuist voorbij was en dat er daarom waarschijnlijk nu pas iets in gang gezet ging worden.

 

Na nog een 5 kwartier wachten – half zes - verscheen daar eindelijk een sleepwagen en twee mannen van de ACI, en even later nog een tweede sleepwagen met een derde man. Zij spraken natuurlijk geen woord buiten Italiaans, dus de communicatie verliep met handen en voeten. De ACI had van de ANWB begrepen dat er zowel een auto als een caravan moest worden gesleept. Gelukkig begrepen ze al snel dat een afgebroken trekhaak geen reden is waarom de auto niet zou kunnen rijden…

Uiteindelijk kwamen we overeen dat we naar een garage moesten. De caravan moest gesleept worden en wij zouden zelf met de auto volgen.

De caravan werd aan de sleepwagen gekoppeld en de combinatie zette zich in beweging. Anderhalve kilometer verderop namen ze de afslag en wij verheugden ons al op het feit dat de garage blijkbaar dichtbij was. Dat bleek echter een beetje prematuur: de sleepwagen reed over het viaduct en vervolgens weer de snelweg op – terug naar waar we vandaan kwamen. De sleepwagen zette er direct de sokken in; de chauffeur had blijkbaar geen erg erin dat er een steeds heftiger slingerende caravan achter reed! Wij reden erachter en zagen onze caravan slingeren van rechts naar links! Auto’s die in wilden halen, trapten verschrikt op de rem en bleven erachter hangen. Een tijdlang waren wij in de veronderstelling dat de mannen op de sleepwagen wel zouden voelen hoe de caravan slingerde en trok, maar nee, ze reden met 130 over de snelweg, de voorgangers inhalend. Wij zagen het ding al voor onze ogen verongelukken. We waarschuwden ze met lichtsignalen, maar het mocht niet baten.

Eerst dachten we nog dat het een korte rit naar een dichtbij zijnde garage zou zijn, maar we reden terug over de snelweg en de ene na de ander afslag passeerden we.

Toen hij wederom een afslag voorbij reed terwijl de caravan als een dronkelap over de weg zwalkte, gingen we toch echt ingrijpen. We passeerden de sleepwagen en toeterde om de aandacht te trekken. Het plan om ze te beduiden aan de kant te gaan konden we wel vergeten, want ze zaten te kletsen en zagen ons niet eens passeren. Even later wilden ze onze auto dan ook gaan inhalen, maar dat verhinderden wij door op de linkerbaan te gaan rijden. We reden een ‘area de servizio’ in, en ja hoor, zij stopten ook. We stapten uit en maakten ze met veel omhaal en gebaren duidelijk dat hij ‘troppo veloce’ véél te hard reed en dat de caravan alle kanten op zwalkte. Het leek ons weinig zinvol om te zeggen dat dat gevaarlijk was, dus legden we de nadruk op onze zorg over ‘onze spullen, die in de caravan slingeren van rechts naar links’, in de hoop dat dat misschien een argument voor ze zou zijn. De garage was nog 7 km verderop, hoorden we.

We gingen weer van start. De boodschap was goed overgekomen, want hij reed nu nog slechts 50, dat was nu wel weer heel langzaam op de snelweg. Desondanks waren we wel opgelucht toen we uiteindelijk zonder kleerscheuren bij de garage arriveerden. Volgens de routeplanner hadden we nu 47 km (!) gereden. Terug in zuidelijke richting wel te verstaan.

 

De caravan werd bij het hek gezet en de auto mochten we boven een smeerput rijden. Een monteur ging er direct naar kijken en constateerde dat hij was afgebroken. Anderhalf jaar geleden nieuw door een officiële Saab-garage gemonteerd! Over een maandagochtendtrekhaak gesproken!

De garage had de trekhaak niet op voorraad, maar konden ‘domani’ voor een nieuwe zorgen. We liepen met de sleepwagenchauffeur (die zich tevens ontpopte als de eigenaar van de garage) naar het kantoor, waar de dame van de administratie wat Engels bleek te kunnen spreken. Zij vertelde ons dat zoals we hadden begrepen de auto morgen gerepareerd kon worden. Op onze vraag kregen we te horen waar we nu precies zaten en dat er hier geen campings waren, maar we mochten de caravan bij de garage laten staan. Mochten wij daar dan ook blijven? Ja hoor, geen probleem. Ze konden ons aansluiten op stroom en het terrein werd ’s nachts afgesloten met een hek. Prima toch.

Drie medewerkers verplaatsten enkele auto’s, zodat er voor de caravan een plekje vrijkwam, waar we op de stroom aangesloten konden worden. De mannen hielpen mee de caravan op de plaats te duwen. We stonden naast een silo met een scherp uitsteeksel, dus daar spande de baas nog een ketting voor, zodat we er niet per ongeluk tegenaan zouden lopen.

 

We hadden geïnformeerd naar een restaurant en er werd naar de overkant gewezen, waar we de lichtreclame van een eetgelegenheid zagen branden. Op onze vraag hoe we dan later het terrein weer opkwamen, het hek werd immers afgesloten, zei de baas dat we in het restaurant maar moesten vragen of ze even naar hier wilden bellen – het terrein werd de hele nacht bewaakt - om het hek te openen. Het restaurant was namelijk ook van hem en ter verduidelijking gaf hij ons een adreskaartje waarop ‘Tony Citro & Co’ met garage en restaurant stonden vermeld.

 

Om kwart over 7 togen we naar het restaurant. Het lokaal werd goed bezocht; aan bijna elke tafel zat wel iemand te eten. Verschillende medewerkers van de garage zagen we hier terug. Naast ons tafeltje hing een 15 jaar oude fotocollage, waar op elke foto onze gastheer, nog niet grijs en enige kilo’s lichter, poseerde tussen steeds weer andere deelnemers aan een bepaalde wedstrijd.

We bestelden ‘pizze’ en wel een ‘Magica’ en een ‘Golosa’. Daarna cappuccino respectievelijk koffie met brandy na. Toen was het moment daar dat we de ober uit moesten leggen dat we bij de garage kampeerden en of hij de bewaker wilde bellen om het hek voor ons te openen. Dat valt niet mee in het Italiaans. Hij begreep ons dan ook niet en toen we op zoek waren naar het adreskaartje wat we van de garage hadden gekregen, verscheen er uit het niets een Nederlands (!) sprekende man aan onze tafel met de vraag of hij ons misschien kon helpen. We waren natuurlijk erg verbaasd! Dat is wel het laatste wat we hier verwachtten; Engels, Frans, Duits of Spaans was ook al prachtig  geweest.

Hij bleek een al jaren met vis op Italië rijdende chauffeur te zijn en vertaalde ons verzoek probleemloos naar de ober en ging weer terug naar zijn tafeltje achter het onze. Meteen toen we de garage naderden, gleed het ijzeren hek voor ons open. Wij zagen niemand, maar de bewaker zag ons duidelijk wel, want zodra we de drempel over waren, zoefde het hek weer dicht.

 

Begeleid door nu en dan een kortstondig alarm van de vijf aanwezige waakhonden die naast ons leefden op een hoger platform met overzicht over het terrein gingen we slapen.

 

Tegen half 10 de volgende ochtend werden we naar het kantoor geroepen. Saab Italië had de trekhaak niet op voorraad. Deze moest besteld worden in Duitsland met een levertijd van een week.

We belden de ANWB in Nederland en leggen de situatie voor. Als ze onze caravan naar een camping op Sorrento wilden slepen, dan konden we over een weekje wel terugkomen om de nieuwe trekhaak onder de auto te laten monteren. 

Twee uur later kregen we opnieuw een telefoontje van de ANWB dat we inderdaad naar de volgende camping zullen worden gesleept, maar pas na de siësta. De siësta duurde tot half 3, dat viel nog mee. We zetten twee stoelen buiten en gingen maar een uurtje in de zon zitten. 

Rond kwart voor drie informeerden we naar de stand van zaken en kregen te horen dat de garage zat te wachten op een fax om alle afspraken te bevestigen. Wij belden de ANWB, die erachter aan zou gaan. Na geruime tijd wachten kwam er nog altijd geen fax binnen. We belden nogmaals de ANWB. Een fax was helemaal niet nodig, werd nu verteld, maar er bleek een probleem te zijn met de overeengekomen sleepprijs. De garage ging hen nu blijkbaar allerlei extra kosten in rekening brengen. Er lag nu een vraag bij de ACI of deze hoge sleepprijs hier gebruikelijk was. Maar de ANWB zou actie ondernemen om alles snel af te ronden.

 

Rond vieren werden wij weer gebeld door de ANWB, of alles inmiddels geregeld was. Nou nee, we stonden in het kantoortje en naar onze indruk gebeurde er nu niets. We hadden hier al lang weg moeten zijn, volgens deze medewerker. Het duurde veel te lang. Hij ging steunpunt Milaan bellen.

We hadden de vorige dag ook opgemerkt dat er iets mis was met de verlichting van de caravan en verzochten de garage daar ook even naar te kijken omdat het inmiddels er op leek dat we zeker niet voor donker bij de 100 kilometer verderop gelegen camping aan zouden komen.

Daarna werden we gebeld door het ANWB Steunpunt Milaan met de vraag, waarschijnlijk op verzoek van de garage, of we 50 euro aan wilden betalen als vooruitbetaling voor het bestellen van de trekhaak. We werden tegen half 5 nogmaals gebeld door de ANWB of alles nu in kannen en kruiken was. Toen ze vernamen dat we er nog steeds stonden te wachten gingen ze nog eens nabellen; het duurde allemaal al veel te lang, kregen we nogmaals te horen.

Een kwartiertje later werd ons in het Italiaans verteld (wij spraken inmiddels vloeiend gebarentaal) dat we maandag een richtprijs zouden krijgen en dat de trekhaak de maandag daarna geleverd en gemonteerd zou worden. Verder zouden we om 17.00 uur vertrekken om de caravan naar Seiano di Sorrento te slepen. Daarna vulden we nog een aantal formulieren in waarin wij akkoord gingen met het slepen van de caravan.

 

Er kwam een monteur om naar de verlichting te kijken. Na anderhalf uur (!) gaf hij elke poging tot reparatie op (later kwamen we erachter dat alle lampjes waren doorgebrand – ik verdenk de sleepwagen van een zwaardere accu en een hoger voltage…) en werd besloten achter op de caravan een aparte verlichtingsbalk te zetten.

 

Degene die de sleepwagen ging rijden, hadden wij vanmiddag al op het hart gedrukt niet harder dan 70-80 te rijden. We wilden echt niet nog eens meemaken, wat we gisteren hebben gezien. Hij zou 60 rijden, zei hij. We wisten niet of hij een grapje maakte, of niet. Er zat weinig anders op dan af te wachten of de boodschap over was gekomen.

 

Het werd donker en wij sloten al niet meer uit dat we nog een nachtje bij de garage zouden doorbrengen. De chauffeur hadden we de laatste uren al niet meer gezien. Wel keerde de baas nu terug van een ritje met de sleepwagen.

Om kwart voor 7 werkte de noodverlichting en daar verscheen onze chauffeur. We konden uiteindelijk toch nog gaan rijden. De sleepwagen met onze caravan vertok dan ook onmiddellijk.

De reis verliep verder voorspoedig; we reden braaf achter onze caravan aan. Na drie kwartier reden we langs de vluchthaven waar wij de vorige dag een drie uur hadden doorgebracht in afwachting van de sleepdienst.

We stopten eenmaal om het campingadres nog eens na te zien en daarna vond de chauffeur de weg naar de camping, die door de garagehouder al was gebeld met de mededeling dat wij er aan zaten te komen.

We zochten een leuk plekkie, bedankten de sleepwagenchauffeur en hielden het verder voor gezien, die dag.

 



 

Klifhangen

Amalfikust, 19 maart 2006 & 1 april 2006

 

Op het schiereiland van Sorrento is eigenlijk geen plek voor een weg. De bergrug rijst steil omhoog vanaf de zee, met hier en daar een naar zee afdalend dal waar dan ook prompt een lieflijk stadje is gebouwd.

Da’s natuurlijk knap lastig als je er wilt komen. Vroeger, toen hier het toerisme ontstond in de vorm van rijke Engelsen die hun opvoeding afsloten met enkele maanden zwerven door Italië, bereisde men deze streek voornamelijk per boot, en daar valt natuurlijk best wat voor te zeggen.

Maar het tegenwoordige massatoerisme is toch afhankelijk van de auto, dus werd de kustweg rondom het schiereiland uitgebreid. Tussen Napels en Sorrento gaat de weg tientallen kilometers lang onder de grond, maar daar zit natuurlijk geen toerist op te wachten. Dus heeft men een hoop asfalt vastgelijmd boven tegen de bergrug. Zo lijkt het tenminste.

Onze eerste aanzet om deze weg te aanschouwen liep stuk op de laaghangende bewolking waardoor we enkel enkele meters asfalt konden bewonderen. En daarvoor hoef je niet naar Amalfi te rijden.

Enkele weken later zag het er beter uit en ondernamen we een nieuwe poging om de kustweg af te rijden.

Er loopt rond het schiereiland eigenlijk maar een weg, en men is er nog niet toe gekomen om hier een eenrichtingsweg van te maken. De weg is dan ook berucht vanwege het aantal afgereden spiegels, met name in de zomer als er ook veel bussen volgeladen met toeristen de rondweg afrijden en het hele schiereiland een aaneengesloten file wordt. Wij reden er begin april en op een zaterdag, en dat bleek al geen echt slimme keuze. Het was druk onderweg, en hoewel wij al lang geen moeite meer dachten te hebben met de Italiaanse rijstijl bleek de spanning toch aanmerkelijk te worden verhoogd als aan de rechterkant een afgrond van enkele honderden meters gaapt.

Met zweet in de handen maar met beide spiegels nog intact reden we uiteindelijk Amalfi binnen.

De terugweg hebben we over de snelweg afgelegd. Omdat dat korter was, natuurlijk. En niet vanwege de Italiaanse rijstijl langs steile afgronden. Natuurlijk niet.

 



 

Er is veel mis…

Seiano di Sorrento, 2 april 2006

 

Er is veel mis met Italië, dachten we. De maffia, Berlusconi, armoede, …

 

Maar niet met het openbaar vervoer. Voor € 1,90 konden we een treinticket kopen naar Napels (een treinrit van 50 minuten) waarmee we tevens de hele dag gebruik konden maken van alle metro’s en bussen in de stad. ‘Tutti inclusi’ zei de verkoper. Behalve de pizza, gaf hij vervolgens op onze vraag glimlachend toe. Spotgoedkoop.

 

Er is ook niets mis met het eten. Italianen vinden het eten belangrijk. Daarin zitten ze op een lijn met onze zuiderburen, de Belgen. Waar Nederlanders hun brood kopen bij de supermarkt of, als ze de winkel toch passeren op weg naar de C1000, bij de lokale bakker op de hoek, rijden Belgen 20 kilometer om naar dat ene bakkertje met die heerlijke harde broodjes. Om vervolgens 40 kilometer om te rijden naar dat leuke slagertje met die overheerlijke metworst! Italianen begrijpen dat. Nederlanders niet.

 

Ook over de Italiaanse warmte en gastvrijheid valt niets op aan te merken. Zoals die dame in het Tourist Office op Capri die ons met tranen in haar ogen vertelde hoe prachtig de Nederlandse Keukenhof is. Of de bakker in Sferracavallo die ons vol trots zijn Delfts blauw molentje liet bewonderen ter onderbouwing van zijn stelling dat Nederlanders creatieve mensen waren. Of de groep kaartende taxichauffeurs in Palermo die uitgebreid voor ons gingen poseren toe ze ontdekten dat we een foto wilden nemen. En ons vervolgens uitnodigden om mee kaart te spelen. Of dat internetcafé in Castellammare di Stabia waar we in plaats van het officiële tarief van 5 euro per uur slechts 2 euro af mochten rekenen en een kop koffie erbij kregen. En waar ze het hele interieur van het café herinrichtten toe we onze fotocamera open wilden schroeven en we niet genoeg licht daarbij hadden.

 

Er is dus veel mis, hier. Het valt alleen niet mee om er last van te hebben!

 



 

Oude oudheden

Pompeï, 5 april 2006

 

In 79 na Christus (al noemden ze het toen natuurlijk nog niet zo) barste de Vesuvius vulkaan uit en werd Pompeï bedolven onder een dikke laag gloeiende as.

Een kleine 1700 jaar later werd de stad weer gevonden en werd een aanvang gemaakt met de opgravingen. En daar zijn ze momenteel, 250 jaar later, nog steeds mee bezig.

Een beroep met een lange adem, archeoloog. En ook een beroep waarbij het van wijsheid getuigd om niet alles op te graven maar wat te laten liggen voor toekomstige generaties. En dan niet om de werkgelegenheid van je toekomstige collegae veilig te stellen, maar omdat men er van uitgaat dat de methoden en technieken in de toekomst zoveel geavanceerder zullen zijn dat men veel beter in staat zal zijn het verleden te herconstrueren. Zoveel beheersing en relativeringsvermogen kom je niet vaak tegen in gespecialiseerde beroepsgroepen; net zoiets als Michelangelo die maar de helft van de Sixtijnse Kapel beschildert omdat de schildertechnieken in de toekomst zoveel beter zullen zijn.

Het heeft ook wel iets gluurderigs, rondlopen in Pompeï. Alsof wij het zo leuk zouden vinden als onze leefomstandigheden, ons huis en onze spullen onderwerp zou worden van een nauwkeurige studie door honderden beroepssnuffelaars. Zodat iedereen kan zien hoe vaak je achter de koelkast poetste, wat je allemaal in je supergeheime dagboek pende, dat je niets kon weggooien en alle oude jaargangen van de Libelle sinds 1973 door muizen aangevreten op zolder werden aangetroffen en de seksvideo’s van manlief werden geanalyseerd om aan te tonen dat vrouwen in deze tijd nog steeds als lustobject werden neergezet.

In het Archeologisch Museum in Napels is zelfs een geheim kabinet met porno-objecten die de Pompeïers bezaten; geheim omdat de Italianen zich een beetje schaamden voor hun wellustige voorouders.

 

Waar ikzelf het meeste van onder de indruk was waren de karrensporen in de weg.

Die waren diep, heel diep uitgesleten in de bestrating. Dat deed me pas echt beseffen dat Pompeï oud was. Heel oud al, toen de stad werd bedolven. Dat de bestrating al honderden en honderden jaren in gebruik is geweest voordat de Vesuvius roet in het eten gooide. En dat de gemeente ook niet veel aan herbestrating deed.

 



 

Napels zien en dan …

Napels, 6 april 2006

 

Sommige steden laten een diepe en onuitwisbare indruk achter. En Napels hoort in ieder geval niet thuis in deze groep.

Nog maar 2 jaren geleden hebben we er twee dagen rondgelopen en als ik in mijn geheugen naar beelden graaf heb ik een vage indruk van een groot treinstation dat in de steigers stond en ergens diep in de gewelven van dit station een lang en donker perron. Van de stad zelf rest niets.

Als eerste remedie tegen dit geheugenverlies lees ik ons dagboek. De eerste bezoekdag was een zondag, en was onze fotocamera stuk.

Ik lees:

“Om kwart over 2 stonden we op Piazza Cavour, vanwaar we een metro namen naar Piazza Garibaldi, waarop we helaas bijna een half uur moesten wachten.

In Napels hebben we de hele middag gewandeld door de oude wijk. We kwamen bij de kathedraal, de jachthaven en het Castel Nuovo. We lunchten op Piazza Dante. Er waren weinig winkels geopend, op zondag, dus de camera konden we voorlopig wel vergeten.”

Vaag komt een beeld naar boven. Het kasteel. Een alleenstaand bouwwerk, massief ogend, opgetrokken van een geelbruine steensoort. En er omheen opgebroken straten. Was dat een beeld van Napels, of van elders? Ik lees verder, maar de tweede dag hebben we enkel het “Museo Archeologico Nazionale” bezocht en staat er over Napels verdere geen informatie.

Ik probeer de foto’s erbij te halen. De eerste dag was ons fototoestel echter stuk, de tweede dag hebben we enkel foto’s van in het museum.

Ik word een beetje boos nu, op mezelf. Dat Napels blijkbaar niet veel indruk achterliet, ok. Maar dat ik er geen enkel beeld bij kan oproepen, dat kan toch zeker niet!

Ik bekijk even wat reisgidsen, maar vind daarin ook geen nieuwe herinneringen. Het is mij nu duidelijk.

Napels zien, en dan…  vergeten.

 



 

Bezoek aan de Vesuvius

Vesuvius, 9 april 2006

 

De Vesuvius is de afgelopen 64 jaar rustig geweest. De laatste uitbarsting vond plaats in 1944, terwijl de Amerikanen de kust bombardeerden. Natuurlijk zagen veel van de Amerikanen de hand van god in deze samenloop van omstandigheden. In ieder geval blijkt hieruit duidelijk dat de vulkaan nog actief is en het geen verstandige plek lijkt om een weekeindhuisje te gaan bouwen.

 

Wij stapten uit de trein in Ercolano en wilden vanaf hier de bus pakken naar de vulkaan.

Op het parkeerterrein voor het station was het een chaos; toeristen, taxi- bus- en busjeschauffeurs, onduidelijke beambten dan wel reisleiders krioelden door elkaar en niemand wist blijkbaar meer wat er aan de hand was en waarom iedereen daar rondliep.

Wij vroegen links en rechts om informatie en uitleg maar konden ook geen kop of staart eraan vinden.

 

Na 10 minuten naast een divers groepje toeristen te hebben gestaan waarvan we in ieder geval zeker wisten dat ze naar de vulkaan wilden gingen we toch maar weer eens vragen waar de bus naar de Vesuvius stopte en hoe laat hij vertrok. We kregen te horen dat de bus klaar stond en wachtte tot hij vol was. Aangezien er in geen velden of wegen een lijnbus te zien was trokken we uiteindelijk de conclusie dat hij de taxibus bedoelde en informeerden we naar de prijs. Voor 10 euro de man zouden we heen en weer worden gebracht en konden we een uurtje op de vulkaan doorbrengen.

Bewapend met deze feiten benaderden we de groep wachtende toeristen en vroegen daar wie er zijn had om mee te gaan. Eigenlijk bleek iedereen de chaos zat te zijn en wel mee te willen, waarop de bus zich met ons vulde en direct wegreed naar het parkeerterrein bij de vulkaan een kilometer of 10 verderop; vanaf daar moest je te voet de laatste paar honderd meters van de vulkaanflank beklimmen.

Na de entree stond een mannetje aan iedereen die voorbijliep wandelstokken uit te delen. De bedoeling was om de stok mee naar boven te nemen en als je hem dan weer terugbracht mocht je zelf weten hoeveel geld je ervoor wilde doneren. Volgens mij een erg slim systeem omdat nu zo goed als iedereen een stok meenam.

De klim omhoog was zoals alle klimmen omhoog. In vergelijking met de Etna was de Vesuvius tenminste een erg overzichtelijke vulkaan. Er liep een voetpad langs de helling, en boven was er één krater en één souvenirwinkeltje. Met een schitterend uitzicht over de golf van Napels. Mooi man!

 

Op de terugweg ontdekten we dat we tijdens de klim een blouse waren kwijtgeraakt. Omgekeerd en weer naar boven gelopen, maar geen kledingstuk te bekennen. Weer naar beneden, onderwijl de vulkaanhelling afturend, en halverwege vonden we de blouse. Iemand had hem netjes aan een paaltje vastgebonden zodat hij niet weg kon waaien.

Met een warm gevoel voor onze medemens gingen we verder naar beneden, waar we een royale bijdrage stortten in de geldbus van het stokkenmannetje. Per slot van rekening hadden we zojuist weer een blouse verdiend!

 


Memorabele merkwaardigheden

Rome, 12 april 2006

 

Het was een mooie voorjaarsdag en ik had last van een keelontsteking,

We waren net een dag in de omgeving van Rome en kenden heg noch steg, dus liepen we naar de receptie om het adres van een huisarts te vragen. Simpel, dachten wij. Even een antibioticakuur halen en klaar is Kees. En Jan in dit geval ook.

We waren een beetje verbaasd toen de receptie ons verwees naar de ‘primo soccorso’, de eerste hulpafdeling van het in de nabijheid gelegen Sant’Andrea ziekenhuis. In Nederland word je daar niet geholpen voor een niet-spoedeisende klacht, maar blijkbaar ligt dat in Italië anders.

Het zal vast aan het feit liggen dat ik een ontsteking had, in ieder geval nam ik maar liefst 2 keer een verkeerde afslag op weg naar het 4 kilometer verderop gelegen ziekenhuis. Maar uiteindelijk was het zelfs voor mij niet meer mogelijk om een foute weg in te slaan en kwamen we aan op het parkeerterrein van het ziekenhuis, een groot modern ogend gebouw dat bovenop een heuvel was neergezet.

Italianen zijn duidelijk ziekelijke mensen getuige het gebrek aan lege parkeerplaatsen, maar uiteindelijk vonden we een plekje en begaven we ons naar de eerste hulp.

Die nam de vorm aan van een verpleegster achter een computer achter een grote balie, met aan de linker- en de rechterkant zeeën van stoelen, waar een druk gebruik van werd gemaakt door eerdere binnenkomers.

 

Er waren een drietal gevallen voor ons, en slechts ons gebrek aan kennis van de Italiaanse taal verhinderde dat we uitgebreid op de hoogte werden gesteld van de medische geschiedenis die voorafging aan de aanleiding van het bezoek aan deze ziekenhuisafdeling door de voor ons aan de beurt zijnde would-be patiënten.

Er was in ieder geval geen sprake van crisis of spanning op deze zonnige aprildag; de enige man die tijdens onze aanwezigheid op deze afdeling op een brancard werd binnengebracht in plaats van zelf naar binnen te lopen had duidelijk moeite met deze slachtofferrol en wilde de hele tijd opstaan, hetgeen verhinderd werd door de positionering van een forse broeder naast zijn brancard; overigens moest hij net als de rest netjes zijn beurt afwachten.

Een belangrijk ritueel bij de intake bleek het temperaturen van alle aan te melden slachtoffers. Ik had sterk de indruk dat de verpleegster die de scepter zwaaide achter de balie eigenlijk het liefste ook alle begeleiders aan dit ritueel wilde onderwerpen, zo gretig zwaaide ze met haar thermometer.

 

Uiteindelijk kwamen we aan de beurt. Niet in het minst uit het veld geslagen door ons gebrek aan talenkennis ratelde ze de ene na de ander Italiaanse volzin op ons af, en haalde uit onze gestamelde antwoorden voldoende informatie om de computer tevreden te stellen. Na het rituele temperaturen kregen we te verstaan dat het wel een uurtje kon duren, dat er 17 mensen voor ons waren en dat we plaats konden nemen in de wachtkamer tot we werden geroepen.

We gingen zitten en amuseerden ons het volgende uur met het verzinnen van de medische achtergronden van eenieders kwetsuren. Dat was soms gemakkelijk, maar tenslotte heeft niet iedereen zijn voet in het gips dus konden we af en toe onze vermogen tot logisch denken tot aan de grenzen oprekken (van ingegroeide teennagels (“zie je wel, zie je wel, ze hinkt”) tot chemotherapie (“dat kun je toch zo zien: dat is een pruik”)). Overbodig te constateren dat het uur snel verstreek.

Ikzelf had niets in de gaten, maar Mieke gaf me een por en zei “Volgens mij bedoelen ze ons” terwijl een verpleegster gewapend met een dossiermap rondliep onder het roepen van “Johannes, Johannes” (op z’n Italiaans). Nu is dat inderdaad mijn doopnaam, dus meldde ik mij bij haar. Ze bleek ene Johannes uit België te zoeken, en dat vond ik accuraat genoeg.

Ik bleek daarin gelijk te hebben, en 2 minuten later zat ik tegenover een heuse arts die mij een stokje in de mond stak en aanmoedigde om “aaaaa” te roepen.

Blijkbaar was de uitkomst hiervan niet wat de goede man verwachtte, want hij ging uitgebreid overleggen met de aanwezige verpleegster. Na enkele minuten verscheen nog een verpleegster die ons in het Engels uitlegde dat er een tweede arts moest worden geraadpleegd. Die bevond zich echter niet op de eerste hulp maar op de kno-afdeling. 

Om die te vinden zouden we een gids meekrijgen; of we zolang nog even in de wachtkamer wilden plaatsnemen.

We zaten nog maar net toen alweer de volgende ziekenhuismedewerkster zich over ons ontfermde, wederom gewapend met een dossiermap; of dit ook een verpleegster was of niet, daar zijn we nooit achtergekomen. Wel kende ze de weg; in een rap tempo werden we meegenomen door een doolhof van gangen, trappen, liften, kamers, hallen, vides en andere verkeersruimtes, totdat we ergens in wederom een wachtkamer verzeild raakten.

Ze gebaarde ons om te gaan zitten en, na een vriendelijke en geruststellende glimlach, verdween ze.

Een uur later hoorden we wederom een roep om “Johannes” en daarmee werd ik wederom bedoeld. We werden een gang ingeloodst, en daarna een kamer, waarin een drietal mannen in druk gesprek verwikkeld waren. Uiteindelijk bleek er ook een arts tussen te zitten die een korte blik op mijn keel wierp, de diagnose ‘keelontsteking’ stelde en voor mij een recept voor een antibioticakuur uitschreef. Op onze vraag of er een apotheek was, werden we wederom verwezen naar een wachtruimte, waar iemand ons zou komen halen. Gewapend met een recept gingen we braaf weer zitten.

Na een uur wachten, wij wisten eigenlijk niet waarop, zaten we er nog altijd. We gingen nogmaals langs bij de kno-arts die vreemd opkeek dat we er nog steeds waren. Hij nam een telefoon ter hand en belde, en meldde ons vervolgens “They come”. We hoopten dat hij niet refereerde aan de marsmannetjes en zaten nog eens drie kwartier in de wachtruimte. We waren het voort echt zat.

De kamer van de kno-arts was leeg. De deur stond open, en er was niemand te bekennen. We informeerden bij een verpleger, die een beetje Engels sprak, naar de verdere procedure; hoe moesten we betalen en waar konden we de medicijnen verkrijgen. In het ziekenhuis bleek geen apotheek te zijn, dus de medicijnen moesten we elders gaan kopen. En de betaling aan het ziekenhuis? Dat begreep hij niet, hoezo betalen? Hij zei dat we nu de medicijnen konden gaan halen.

We zwierven nog een half uurtje door het ziekenhuis, zoekend naar een uitgang. Die we uiteindelijk ook vonden.

Het was een heerlijke, zonnige dag - geweest. Alles bijeen hadden we 6 uur in het ziekenhuis doorgebracht.

 

Medische behandelingen in Italië. Je moet er wel de tijd voor nemen!

 


Kattenliefde

<

Rome, 15 april 2006


Voor alle twijfelaars onder jullie wil ik direct met de deur in huis vallen: Rome heeft het. In overvloed, zelfs.

En dat ligt echt niet alleen aan het met historie doordrenkte Vaticaan. En ook niet aan de overvloed aan kerken, pleinen, beelden, fonteinen, bruggen en gebouwen die strijden om je attentie. Nee, Rome heeft veel meer.

Rome is bijvoorbeeld ook op de kade van het Tiber Eiland neerstrijken met een pizza en een halve liter cola voor je lunch.

En natuurlijk is Rome ook Dr Silvia Viviani en de Torre Argentina.

 

Dr Silvia Viviani is een gewezen operazangeres toegerust met een ongewone hoeveelheid dierenliefde. En de Torre Argentina is een groot plein midden in Rome met ruïnes van vier tempels uit de 3e eeuw voor Christus, waarin een kattenopvangcentrum is gevestigd. Je kunt rondom het omheinde gebied lopen en vanaf de straat de ruïnes, die op een 8 meter lager niveau liggen, bekijken. Daartussenin bewegen zich dan de katten; als je goed kijkt, zie je er steeds meer.

Op een hoek van het plein is het opvangcentrum. We gingen er een kijkje nemen en ontmoetten de oprichtster van Torre Argentina, Dr Viviani. Katten die in het verkeer een poot of een staart zijn kwijtgeraakt zijn natuurlijk erg moeilijk te plaatsen maar ze vertelde ons dat met name Nederlanders die langskomen vaak deze gehandicapte katten adopteren. Hebben we eindelijk eens iets om echt trots op te zijn.

Ze vertelde ons ook dat er altijd al katten bij de ruïnes waren, daar voelen ze zich veilig. Het opvangcentrum is langzamerhand ontstaan. Oorspronkelijk hadden ze 350 katten, maar velen hebben al een nieuw tehuis gevonden waardoor er ruimte vrij komt voor nieuwe bewoners. Momenteel wonen er 250 katten; ze worden gesteriliseerd dan wel gecastreerd en voorzien van voedsel en medische verzorging. In Rome leven 180.000 (!) straatkatten in de buitenwijken; niet in het centrum, want daar hebben ze de zaak nu onder controle.

De eerste keer op onze reis door Zuid-Europa dat we zien dat iemand structureel iets doet aan de opvang van zwerfdieren. Wij vinden dat geweldig. In Italië is een wet van kracht, die de straatkatten het recht geeft te leven en te wonen waar ze zijn geboren. Buiten las ik een bord, waarop stond dat het in de steek laten van je dier wettelijk strafbaar is; gevangenisstraf tot maximaal 1 jaar en geldboetes variërend van 3000 (jawel, VANAF 3000) tot 15000 euro.

 

De opvang krijgt geen subsidie, dus het verblijf draait op vrijwilligers en giften; daarnaast runnen ze een klein winkeltje waar ze wat geld mee verdienen. Wij kochten er een T-shirt en maakten een praatje met een Amerikaanse vrijwilliger, die graag eens naar Nederland zou gaan. Hij vond dat wij een zeer vooruitstrevend land waren, gezien onze regelgeving op velerlei gebied. Vooral het feit dat je in Nederland niet zomaar elke inbreker neer kunt schieten vond hij heel bijzonder…

 


Bij Sint Pieter geen gemieter

Rome, 14 april 2006

 

Alle kerken zijn gebouwd om mensen klein te maken. De achterliggende gedachte is blijkbaar dat je de mens maar klein moet maken; dan wordt god vanzelf groot.

Ik was dus erg benieuwd wat voor impact de Sint Pieter zou hebben: als de gemiddelde parochiekerk al een dergelijk effect heeft hoe indrukwekkend zou de belangrijkste kerk van de katholieken dan wel niet zijn.

Het begon goed. Natuurlijk hadden we geluk met het weer, en de vrijdag voor Pasen is sowieso een goed moment voor een bezoek, maar het Sint Pieter Plein alleen is een bezoek aan het Vaticaan meer dan waard. En niet alleen vanwege de bouwwerken rondom het plein of de monumenten op het plein: het was Goede Vrijdag en erg druk met mensen van alle nationaliteiten. We gingen eerst maar eens een uurtje langs de kant zitten om de bonte stoet voorbijgangers in ons op te nemen. En terwijl we onze lunch aten bedachten we dat je eigenlijk niet veel moeite hoeft te doen om minstens alle Europeanen te leren kennen – gewoon op het Sint Pieter Plein blijven zitten. Vroeg of laat komt de hele wereld hier voorbij. Fantastisch.

Om de kerk van binnen te bewonderen moesten we eerst onze bagage en onszelf laten controleren op bommen of andere explosieve dan wel chemische of biologische stoffen. Blijkbaar namen de carabinieri deze controle serieus getuige de lange rijen van belangstellenden en gelovigen die rustig in de rij stonden te wachten om te worden binnengelaten en de massale hoeveelheid controleposten. Aan de rust in de rijen kon je een buitensporige hoeveelheid buitenlanders afleiden: in een rij bemand met Italianen zou iedereen nooit zo bedaard zijn beurt afwachten…

Uiteindelijk werden we toegelaten tot het afgezette gedeelte van het plein wat bestemd was voor gecontroleerde kerkbezoekers, alwaar een Amerikaanse gids luidkeels roepend en geassisteerd door 2 collega’s zijn diensten gratis aanbood.

Wel wilde hij graag van alle deelnemers twee euro hebben omdat hij voor iedere deelnemer een koptelefoon moest huren, en voor zichzelf een zender. Dit om te voorkomen dat gidsen luid roepend dan wel versterkt door een luidspreker de lieve vrede in de Sint Pieter onmogelijk maken.

Wij sloten ons aan bij de gids en kregen een rondleiding van een half uur langs de hoogtepunten in de kathedraal.

Natuurlijk: de Sint Pieter is groot. Wat groot, hij is gigantisch! En bij de inrichting heeft men kosten noch moeite gespaard: alles glimt en glinstert.  

Ik weet niet of het nu door deze begeleide wandeling kwam, of door de gigantische hoeveelheid mensen die er rondliepen met de hiermee gepaarde decibelniveau die gemakkelijk dat van een opstijgende Concorde oversteeg om nog maar te zwijgen van de continue lichtzee die veroorzaakt werd door de flitsende fototoestellen. Was het de totale omgeving of gewoon bijvoorbeeld de wetenschap dat alle schilderwerken in de Sint Pieter al jaaaren geleden zijn vervangen door (erg mooie, dat wel) mozaïektaferelen omdat de verf niet bestand was tegen al dat flitslicht?

Nee. De Sint Pieter is indrukwekkend, groot, mooi en bijzonder. Maar meer dan een toeristenattractie kon ik er niet in zien. De hele exploitatie zou zo door Disneyworld kunnen worden overgenomen. Voor zover hij er ooit geweest was, was god al lang met de noorderzon vertrokken. Van wat Michelangelo bracht tot zijn in de Sint Pieter te bewonderen ‘Pieta’ was in dezelfde Sint Pieter niets meer terug te vinden.

Een jaar of twintig geleden (wie weet bestaat hij nog steeds) was er in Tilburg een tegel- en sanitairwinkel met de wat hoogdravende naam ‘Sint Pieter’. Die hadden een slogan waar wij altijd om moesten glimlachen: ‘Bij Sint Pieter geen gemieter’. Wat mij betreft kan de Sint Pieter in Rome die slagzin zonder probleem overnemen.

          Noot voor mijn redaktie

          Ik weet het, ik weet het. Veel te veel “Sint Pieter”.


Bedrijfsuitstapje

Rome, 16 april 2006

 

Pasen is natuurlijk de mooiste tijd om in Rome te zijn. Zelfs mensen met zo weinig religieuze drijfveren als wij willen dan tijdens de Paaszegen op het Sint Pieter Plein zijn. Al is het alleen maar om de paus in gebroken Nederlands zijn bedankje voor de bloemen uit te horen spreken.

We waren duidelijk niet de enigen die op dat idee waren gekomen.

En aan het aantal pijen en habijten was te zien dat de paus heel wat personeel op had laten trommelen. Ik kon niet nalaten me af te vragen hoe dat precies in zijn werk ging. Was het een kwestie van vrijheid / blijheid: alle monniken, paters, priesters, nonnen en wat er nog al niet meer aan kerkgebonden en door de kerk onderhouden personeel beschikbaar was kon zelf besluiten of en wanneer ze een keertje de zegen van de hoofddirecteur over zich af lieten roepen? Of was dit alles zorgvuldig geregisseerd: zoveel nonnen uit de USA (geen mannenvolk dit keer; voor je het weet hebben we een pedofiel te gast!), zoveel paters uit Zambia, zoveel pastoors uit Nederland, enzovoorts?

Hoe sterk zijn de hiërarchische lijnen eigenlijk binnen de Katholieke kerk? Aan de idolate uitdrukking op sommige gezichten van de verzamelde reli-kwiepen te zien zat het in ieder geval nog wel goed met de bedrijfsbinding.

 

Er heerste een vreemde en feestelijke stemming, daar bij de Sint Pieter. Duizenden stoelen waren neergezet in een afgeschermd gedeelte. Voor genodigden? De pers? In ieder geval niet voor zijn personeel!

En tot lang nadat de paus weer verdwenen was achter de balkondeuren schalde het “Viva Papa” nog over het plein. Erg goede PR, zo’n paaszegen!

 

En die blumen? Daar werden we weer voor bedankt. Ook goede PR.


 

Museum

Rome, 20 april 2006

 

Voor ons doen was het nog erg vroeg toen we op weg gingen naar de Vaticaanse musea. Toch stond er al een forse rij te wachten voor de ingang; een bonte verzameling paters, nonnen, families inclusief een monumentale Italiaanse mamma, verliefde stelletjes waarvan HIJ even meer aandacht had voor zijn fototoestel dan voor zijn liefste, min of meer professionele reizigers in kaki voorzien van werkelijk monumentale bergschoenen, wat oudere stellen waaruit je zo de Amerikanen kon halen door te letten op de splinternieuwe en spikwitte sportschoenen en, helemaal achteraan, wij.

De rij had er gelukkig de vaart goed in en binnen 20 minuten stonden we binnen. Na het scannen van onze spullen konden we tickets gaan kopen. 

We wilden in ieder geval de Sixtijnse kapel en de Stanze van Rafaël zien, dus we volgden (zoals de meeste mensen dus het ging niet snel) de pijlen die richting op. We kwamen door steeds andere zalen met fresco’s, mozaïeken en bewerkte plafonds, waarin een onvoorstelbare rijkdom aan beelden, wandtapijten en kunstvoorwerpen. We wisten niet waar we allemaal moesten kijken. Er was geen tijd om alles uitgebreid te zien, want er stond zo veel en mijn reisgids meldde dat het vanaf de kassa naar de Sixtijnse kapel zo’n 30 minuten lopen is als je onderweg helemaal niets bekijkt. De Stanze van Rafaël was prachtig; 4 zalen met fraaie schilderingen.

Vóór we de Sixtijnse kapel binnengingen, passeerden we een klein terras waar we (zoals echte Nederlanders) de meegebrachte lunch verorberden.

Daarna betraden we de kapel. Een Indrukwekkende ruimte. Jammer dat je zo ver van de schilderingen afstaat, het is moeilijk om ze op het plafond goed te bekijken. Met de verrekijker zag je pas goed hoe mooi ze zijn. Je mocht er niet fotograferen – er waren een aantal mensen aangesteld om daarop toe te zien, waarvan er drie op een verhoging stonden – maar iedereen deed zijn best om toch zijn plaatjes te schieten. Met regelmaat kregen we een bandje te horen, waarop in diverse talen werd verzocht niet te fotograferen. ‘Ammehoela’ hoorde ik een mevrouw achter me zeggen, toen ze de inhoud van het verzoek tot zich door liet dringen. Die dacht er al net zo over. We hebben wel wat aardige foto’s kunnen maken.

De bibliotheek, de ‘Pinacoteca, de zaal van de rotonde, de zaal van de kandelaars, de zaal van de tapijten, de zaal van de landkaarten, de zaal van de dieren, het museum bleef zich voor ons uitstrekken in een schier eindeloze hoeveelheid gangen, kamers, trappartijen en zalen volgepropt met beelden, boeken, schilderijen, muur- en plafondschilderingen, tapijten en ander fraais.

Het museum ging om half 5 sluiten en we hadden nu nog niets gezien van de Etruskische, Egyptische en Christelijke museumcollectie.

Buiten gekomen, was het nog altijd heerlijk zonnig weer. We liepen naar het Sint Pieter plein om daar nog een uurtje bij te komen en te genieten van het mooie plein, de zon, het weer en de mensen. En om alle indrukken nog eens te laten passeren. Ons normale spelletje na een museumbezoek, het opstellen van de top drie van de tentoongestelde werken, lieten we dit keer achterwege, nadat we binnen 2 minuten meer dan 30 nominaties wisten op te noemen.

 


Een stad zoekt zijn bestaan

Venetië, 24 april 2006

 

Sommige steden hebben toeristen nodig.

Natuurlijk, in steden als Parijs, Rome, Amsterdam en Wenen kan het af en toe ook zwart zien van vrolijk flanerende vakantiegangers. Maar als je alle toeristen uit Parijs weghaalt dan hou je nog steeds Parijs over. En dat geldt zeker niet voor alle steden.

Steden als Venetië (of Dubrovnik of Valkenburg , om maar eens drie ongelijkwaardige grootheden bij elkaar te zetten) bestaan in hun huidige vorm bij de gratie van de toerist.

 

Voor Venetië begon alles zo’n 1500 jaar geleden, toen de barbaren onder Attila de Hun himself de bewoners van het vasteland de moerassen injoegen om te ontsnappen aan hun enthousiaste plunderingen. Op wat eilandjes voor de kust vestigden zich wat vluchtelingen, die al snel overschakelden van visserij en zoutwinning naar de handel en van een achterlijk middeleeuws horigenstelsel overstapten naar een democratisch staatsmodel. Vanaf de 9de eeuw kwam alles goed op gang en tot de 15de eeuw bleef Venetië een belangrijke machtsfactor in Europa. Daarna kwamen de ontdekkingsreizen en wendde de wereld zich steeds meer af van de Middellandse Zee. Uiteindelijk zorgde Napoleon ervoor dat Venetië als zelfstandige natie ophield te bestaan.

 

Momenteel voert Venetië opnieuw een grimmig gevecht om haar voortbestaan.

 

Allereerst zorgt het inklinkende vasteland (30 cm in de afgelopen 100 jaar voornamelijk veroorzaakt door het oppompen van het grondwater) en het steeds maar stijgende zeewater voor steeds meer overstromingen; de afgelopen eeuw zag het aantal overstromingen per jaar stijgen van gemiddeld 10 tot meer dan 60 keer. Per jaar! Niet voor niets liggen door de hele stad de vlonders klaar om de toeristenstromen droog te houden. Inmiddels is men druk bezig om met drijvende dammen het wassende water te keren, een project dat 6 miljard euro en 10 jaar in beslag gaat nemen.

Daarmee zou Venetië voor de komende 100 jaar droge voeten moeten houden.

 

Venetië wordt bedreigd door een nog groter gevaar. De stad gaat aan haar succes ten onder.

Per jaar komen 18 miljoen toeristen langs, terwijl de infrastructuur slechts berekend is op 12 miljoen. Van deze 18 miljoen zijn 80% mensen, die slechts één dag van de stad komen genieten. Hierdoor wordt met name de infrastructuur rond de topattracties als het Dogenpaleis en het San Marco plein zwaar overbelast en wordt de economische waarde van Venetië sterk gecentraliseerd. Je kunt een leuk restaurant op 300 meter van het San Marco openen en dagenlang geen toerist voorbij zien komen.

De afgelopen 50 jaren is het aantal inwoners meer dan gehalveerd. Eenderde van de huizen staat leeg, en daarvan is 66% niet meer bewoonbaar (de overige 33% is eigendom van mensen die slechts enkele weken per jaar hun domicilie in de stad hebben). Demografisch gezien is de stad ten dode opgeschreven: over 30 jaar woont er niemand meer. Slagers, bakkers en supermarkten moeten wijken voor winkels waar maskers en glaswerk van Murano wordt verkocht waardoor de bewoonbaarheid van Venetië verder wordt teruggedrongen.

 

Het Venetië dat iedereen nu nog kan bezoeken is dus, hoe dan ook, over 25 jaar verdwenen. Een van de belangrijke charmes van de stad is haar ietwat verlepte, vervallen en verlopen uiterlijk. Dat is al 50 jaar zo, maar eens gaat de rek eruit en moet er worden gereïncarneerd. Wat er voor in de plaats komt, weet niemand. Wordt het net als Disneyland of net als Parijs? Commercie of Karakter? Wij hebben alle vertrouwen in een goede afloop; het gevoel voor stijl en schoonheid van de Italianen zal ze vast niet in de steek laten.

Wij adviseren wel om NU te gaan kijken. De stad is oud en versleten en kapot en nog steeds wonderschoon. En dat krijgen ze de komende 500 jaar niet meer voor elkaar.

 


 

Stadsprivileges

Venetië, 28 april 2006

 

Voor 76 euro per week gaat Venetië voor je open.

 

Er zijn weinig steden met een camping in het centrum; meestal ligt die 5 tot 20 kilometer verderop. Als je dan vanuit een camping een stad wilt gaan bekijken met het openbaar vervoer houdt dat meestel een metro-, bus-, tram-, trein-, fiets-, voet- of bootreis in dan wel een combinatie van 2 of meerdere van deze transportmogelijkheden. En de reistijd tussen de camping en het stadscentrum kan soms wel oplopen tot meer dan anderhalf uur. Je zou dan wel haast kiezen om de auto te nemen ware het niet dat de meeste stadsbesturen voor het centrum een auto-onvriendelijk beleid voeren zodat je maar af moet wachten of je überhaupt een parkeerplaats kunt vinden als je na de ochtendspits arriveert.

 

In Venetië was het prima geregeld. Op het schiereiland Littorale di Cavallino, een half uurtje varen over de Laguna Veneta verwijderd van de aanlegsteigers bij het San Marco Plein, liggen tientallen campings pal naast elkaar aan zee. Voor slechts 76 euro per week kun je gebruik maken van al het openbaar vervoer (per boot, natuurlijk) in Venetië, alsmede toegang dan wel korting op de entreekosten van een aantal van de belangrijkste attracties van de stad. Bovendien, als klap op de vuurpijl, heb je met de Venice Card gratis toegang tot alle openbare toiletten in Venetië.

Je krijgt daarmee zo’n beetje de sleutels van de stad, vergis je niet. Want openbaar toiletteren in Venetië is big business. De argeloze dagjesmensen staan ervoor in de rij en betalen grif de standaard prijs per plas. Daartoe zijn een soort automaten neergezet waar je door inworp van 1 euro (inderdaad, toiletteren in Venetië is niet goedkoop) toegang kunt krijgen tot de sanitaire faciliteiten. Ondanks de hoge prijs getuigen de lange rijen voor de tourniquets van een grote en vaak urgente belangstelling. En er is weinig in het leven wat meer voldoening geeft dan nonchalant de hele rij voorbijlopen tot het toegangshek en daar achteloos een keer te zwaaien met je Venice Card. Waarop de dienstdoende toiletjuffrouw dan wel –mijnheer komt toegesneld, de hele rij tegenhoudt en zelf 1 euro in de automaat stopt zodat je ongehinderd en direct toegang hebt tot de faciliteiten.

Enkel de blik in de ogen van al die wachtende mensen is al 76 euro waard! En nooit eerder heb ik me zo “Mick Jagger” gevoeld! En dat alles enkel omdat we gratis mochten plassen!

 

De Venice Card. Echt de sleutel van Venetië!

     


Souvenirs

Cavallino, 1 mei 2006

 

Elke stad, elk dorp, elk gehucht heeft wel een streekeigen souvenir. In Parijs wordt je doodgegooid met Eifeltorens, Delft heeft zijn blauwe borden, Brussel heeft kant, Londen zijn dubbeldekkers, Lourdes zijn met-heilig-water-gevulde-mariabeeldjes, Istanbul zijn waterpijpen, Fez zijn handgeknoopte tapijten, Kaatsheuvel zijn Efteling, enfin, de lijst is eindeloos. Zelfs een gehucht als Collonge la Madeleine (zie “2004 Frankrijk 1”) (bij de laatste telling 90 inwoners) heeft een eigen ansichtkaart, dankzij de creatieve inspanning van enkele daar “wonende” medelanders.

 

Natuurlijk kun je in de toeristenwinkels van Venetië de meest kitscherige plastic gondels kopen, verschrikkelijke tableau vivants van de Brug der Zuchten en de Rialtobrug, vreselijke streepjesshirts en strohoeden zodat je door kunt gaan voor een echte gondelier, pennen, mokken, aanstekers, glazen en borden met daarop in ronduit criminele kleuren “typisch Venetiaanse taferelen” afgebeeld en ga zo maar door.

 

Maar Venetië heeft meer. Een zeldzaamheid in de toeristenindustrie, Venetië heeft een aantal souvenirs die én leuk én mooi zijn!  

In Venetië kun je de meest fantastische maskers kopen. Natuurlijk kun je ze ook opzetten, maar ze zijn mooi genoeg om aan de muur te hangen. Kleurrijk en fantasievol dagen ze elke bezoeker uit om dát masker te vinden dat precies bij je past. Want dat hangt er gegarandeerd tussen. Zoek en vind je droom!

Daarnaast maken ze in Venetië glaswerk. En ik bedoel even niet bier-, wijn- of theeglazen, maar de prachtigste kroonluchters, vazen en andere siervoorwerpen. Echt mooi!

 

Twee kanttekeningen.

Venetië verkoopt ook kant. Nu heb ik nooit het nut ingezien van kantwerk (kussenslopen, zakdoeken, servetten, tafellakens, truitjes en-ga-zo-maar-door) en kan ik met droge ogen een kantwinkel voorbijlopen. Maar ieder het zijne, denk ik dan maar.

En boze geruchten gaan rond dat al dat markante Venetiaanse handwerk gewoon uit Thailand, India of de Filippijnen komt. En dat kan best zo wezen, maar doet er uiteindelijk niet toe. Toch?