Zomergasten

Kampeerperikelen

Speuren in Pula

Er zijn grenzen…

Duizendpoot

Ping pong

Oorlog is mensenwerk

Ode aan de stropdas

Stadsmuur

Zomergasten

Zagreb, 15 juli 2005

Camping Plitvice ligt 10 kilometer buiten het centrum van Zagreb en is de enige camping die wij ooit troffen die letterlijk aan de snelweg ligt. De enige manier om hier te komen is dus met de auto, al lazen we later dat er ook een busdienst moet zijn.

Een camping annex motel annex restaurant annex benzinestation annex parkeerplaats gelegen aan de zuidelijke rondweg van Zagreb. Aan de overzijde van de snelweg ligt een winkeltje met levensmiddelen, wat je kunt bereiken via een overdekte voetgangersbrug. De kunststof platen die binnenwand en plafond van deze overspanning bekleden, laten al op diverse plaatsen los en tegen etenstijd hangt er een zurige penetrante koollucht maar het ontwerp is verrassend fris en modern en de constructie ziet er verder degelijk genoeg uit om nog minstens een halve eeuw verwaarlozing te kunnen overleven.

De zomervakantie is inmiddels begonnen dus wordt het druk, op de camping.

Wij reizen natuurlijk in alle seizoenen, en dit wordt onze eerste zomer als fulltime kampeerders. De verschillen tussen hoog- en laagseizoenkampeerders worden ons al snel duidelijk.

Het belangrijkste is de samenstelling van de kampeergasten. Overheerst in het naseizoen de oudere generatie die veruit in de meerderheid als paar optreedt met de caravan of de camper,’s zomers zie je vooral families met kinderen en jeugdige groepen meestal van gelijke kunne en verschijnt naast de gebruikelijke kampeermiddelen op het terrein de travelsleeper, de opvouwcaravan, de shelter, het werptentje en de gezinstent. De overwinteraar trekt zich in die periode vaak terug in de eigen woning: al die drukte en die hitte daar passen ze voor.

 

Mocht je de abrupte overgang tussen de winter- en vroege zomerkampeerder visueel niet hebben opgemerkt, dan hóór je wel wanneer de zomervakantie is begonnen. Of beter gezegd, je hoort het niet.

Elkaar groeten namelijk, is in de zomer not done. Was het de hele winter gebruikelijk om bij binnenkomst in het sanitairgebouw of gewoon op de wandelpaden een vriendelijk “bom dia”, “buenas dias”, “bonjour”, “good morning” of “goedemorgen” te roepen, afhankelijk van de eigen nationaliteit, die van het gastland of die van de medekampeerder, tijdens de zomermaanden blijft het op een enkel afwezig knikje of een verbaasde blik na opvallend stil; eenieder lijkt zo verdiept in zijn bezigheden dat de ander nauwelijks wordt opgemerkt.

 

Wij houden op z’n tijd wel van wat drukte en ons kan het niet warm genoeg zijn. En toch zijn we altijd ook weer blij als de bladeren gaan verkleuren. Want er zijn nog enkele wezenlijke verschillen waar we tijdens de zomermaanden niet zo blij mee zijn!

Het sanitair wordt ronduit smerig. We begrijpen natuurlijk best wel dat het topdrukte is en dat daardoor de voorzieningen zwaarder worden belast. Maar in de winter zijn de campings in het zuiden van Spanje en Portugal ook vol. En zo vies als we de toiletten, douches en wasbakken in de zomer vaak aantreffen maken we ’s winters gewoon niet mee!

En wij vinden het prima, kinderen op de camping. Leuk hoor. Maar dat geschreeuw van de ouders als ze voor de vijfde keer hun fiets tegen de caravan keilen, alweer te laat zijn voor het eten en ab-so-luut niet op het jongere zusje willen passen. Het lijkt soms wel of de hele sociale training van de kinderschare op de camping plaats moet vinden!        

 

In de zomermaanden wordt er flink gestrest op de camping; men heeft HAAST. Alle vakantieplannen moeten in drie weken worden uitgevoerd, dus er moet worden doorgepakt! Snel nog even kathedraal of kloof zien, en dan weer op weg naar de volgende camping. Snel even koken en afwassen, want we willen nog gaan zwemmen. Snel naar het strand, want we hebben maar drie weken om te bruinen. En dan snel weer terug. Gelukkig ligt deze camping aan de snelweg ...

We worden er gewoon moe van, als we dat allemaal aanzien. En dan is het een verademing als we om twee uur ’s middags een van de vier buurjongens het ongekamde hoofd uit de tent zien steken na een nachtje stappen. Niks haast, rustig douchen, ontbijten met knakworst en een biertje, nog een paar uur pitten bij het zwembad en dan weer stappen. Kijk, die zijn tenminste aan het bijtanken. Vitamine V. En bier, natuurlijk.

 

Wij zijn toch weer blij als we de eerste overwinteraars tegen gaan komen, op weg naar hun zonbestemming. Ook al zijn het herauten voor de komende winter, dan wordt het toch weer gezelliger, op de camping!


Kampeerperikelen

Fazana, 18 juli 2005

 

Als je eens nagaat hoeveel natuurverschijnselen bij een gemiddelde kampeerder nachtmerries oproepen moet je kamperen wel gaan beschouwen als een tegennatuurlijke hobby.

 

Overstromingen komen in Europa meer voor dan je denkt. En er is niet veel regen nodig om van dat vriendelijke dwars over de camping kabbelende riviertje in Midden Frankrijk een woest voortbrullende watermassa te maken, die in een uurtje tijd van een diepte van 30 centimeter naar 3 meter gaat. Als de vaste campinggebouwen zoals de receptie en de sanitairblokken flink hoger liggen dan de kampeerplek is dat een indicatie dat er met enige regelmaat een zondvloed over de camping spoelt.

Indien een camping aan een riviertje ligt kun je bij de receptie al kennis nemen van de op last van de gemeente opgestelde ontruimingsplannen. Plannen die – gelukkig voor onze gemoedsrust – natuurlijk nog nooit zijn geoefend en die vaak getuigen van een grenzeloos en opgeruimd vertrouwen in de menselijke rede. Zo van: Bij een dreigende overstroming als de regen met bakken uit de hemel komt en het onderscheid tussen door de neerslag veroorzaakte waterplassen en het opkomende rivierpeil steeds moeilijker te maken is zal eerst de blauwe zone een goed heenkomen zoeken, terwijl de groene en de gele zone rustig in de tent blijft wachten. Daarna is de gele zone aan de beurt en tenslotte mag ook de groene. Jaja…

Tot nu toe hebben wij geluk gehad; we hebben nog nooit bij nacht en ontij onze caravan achter moeten laten om ergens in een kaal, tochtig en door het plaatselijke rode kruis van britsen en noodtoiletten voorzien gymzaaltje te overnachten, samen met honderd medekampeerders. En dan maar afwachten of je caravan er de volgende ochtend nog staat…

 

Een tweede natuurramp waar kampeerders rechtsomkeer voor maken is een bosbrand. Ook al kan de kampeerder iets makkelijker dan een gemiddelde huizenbezitter zijn hele hebben en houden onder de arm nemen en er tussenuit piepen, je moet wel weten waar je naar toe kunt en tegen de tijd dat het vuur je na op de schenen zit kun je er van zijn verzekerd dat allerlei wegen al zijn afgesloten, dat informatie die je op de radio hoort in een taal is waar je echt geen touw aan vast kunt knopen en iedereen om je heen van een middelzware tot zware paniek is bevangen zodat rustig nadenken over alle mogelijke opties en vluchtwegen op z’n zachtst gezegd uitdagend is.

De camping in Fazana had duidelijk ervaring met vuurbestrijding – die lag dan ook midden in een pijnbomenbos, rechtstreeks aan zee.

Op het campingterrein zag het zwart van stellages met brandbestrijdingsgereedschap, blijkbaar in de hoop dat de gasten bij een aansnellende bosbrand niet allereerst het vege lijf zouden gaan redden maar een helpende hand toe zouden steken bij de bestrijding.

De camping beschikte zelfs over een heuse brandweerauto; wij waren niet zeker of het vehikel nu stond weg te roesten of dat het paraat stond om bij oplaaiende branden het voortouw bij de bluswerkzaamheden te nemen.

 

Heb je het vuur en de overstroming overleefd, dan begint het plots te hagelen. En als die hagelstenen enige omvang hebben kan het hele dak van de caravan eruit zien alsof iemand vanaf een viaduct een aantal emmers kiezelstenen over de caravan heeft uitgestort.

Als je dit wilt voorkomen dan moet je de caravan altijd onder de bomen neerzetten. Kies wel bomen uit waar NOOIT vogels in nestelen – wat die allemaal laten vallen wil je niet weten - en waar geen vruchten, eikels, noten of ander zaadhoudend spul in groeit. Blijf in het najaar ook weg van platanen, waaruit bij de eerste de beste windvlaag een keur aan min of meer dood hout naar beneden komt zeilen.

 

En dan is er nog de wind. Toegegeven, een gemiddelde (stilstaande) caravan heeft niet veel last van de wind (hozen natuurlijk niet te na gesproken). Maar die voortent, hè. Of die luifel…

Verbazingwekkend veel kampeerders die gezien de leeftijd van hun spullen niet gespeend zijn van ervaring, zetten pas stormlijnen wanneer het gaat stormen. Ze vergeten daarbij dat de wet van Murphy onverbiddelijk vaststelt dat zij op het moment dat het weer omslaat en de wind opsteekt ten minste 50 kilometer van de camping verwijderd zijn!

Onze buurman in Fazana verloor zijn luifel op die manier; bij terugkomst speelden tentdoek en stangen om het hardst op het camperdak met alle beschadigingen van dien.   

Wij zijn echt niet de beroerdste; als we zien dat een luifel in problemen is terwijl de eigenaar schittert door afwezigheid dan rollen wij deze op. Als het tenminste niet zo’n modern geval is, waar je een speciale slinger voor nodig hebt. En we moeten wel in de gaten hebben dat het mis gaat. Wat dat betreft had onze buurman pech.

 

Kamperen.

Als god gewild had dat we gingen kamperen, dan waren we wel als haring geboren.

 


Speuren in Pula

Fazana, 20 juli 2005


Pula is prachtig.

Het is een stad met een rijk verleden, zoals dat zo mooi heet. In den beginne waren er de Romeinen die er een paar schitterende tempels en een magnifiek amfitheater achterlieten, waarvan de overblijfselen ook nog enkele gelijkenissen kennen met het origineel. Als je in het verleden ook meermalen bent teleurgesteld doordat je de laatste regel in de reisgids niet hebt gelezen (“De prachtige tempel van … die in zijn tijd als één van de mooiste voorbeelden van de Romeinse bouwkunst gold…”, en dan na twee pagina’s met lyrische beschrijvingen over dit magnifieke bouwwerk de slotzin “Bij de grote brand van 1723 is de tempel helaas in zijn geheel verwoest”. En inderdaad, als je dan toch gaat kijken liggen er enkele grasheuvels die nog de contouren van de tempel doen vermoeden…), in Pula loop je dat risico niet. Werkelijk wonderschoon. En het theater wordt vandaag de dag nog steeds gebruikt! Ze voeren tegenwoordig geen Christenen meer op, maar concerten, dat wel.

 

Wij zochten in Pula een internetcafé; een bezigheid die op een verrassende manier tot een ware uitdaging kan uitgroeien. Meestal begin je deze speurtocht bij het toeristenbureau, al is het alleen maar omdat je daar nog enige kans loopt om een inwoner te treffen die de Engelse, Duitse, Franse of Spaanse taal machtig is. Bovendien hebben sommige vestigingen zelf enkele terminals waarmee je het wereldwijde web op kunt. Helaas was het bureau al gesloten tegen de tijd dat wij alle bezienswaardige bezienswaardigheden hadden bekeken en wilden gaan internetten – dat zul je altijd zien.

Dan is het kunst om de juiste voorbijganger aan te spreken. Een toerist om het dichtstbijzijnde internetcafé vragen heeft niet zoveel zin, tenzij je een gebruinde, jonge Amerikaan treft. Die hebben in tegenstelling tot hun wat oudere landgenoten altijd zeeën van tijd tijdens hun vakanties en brengen een groot gedeelte daarvan door achter een terminal in een internetcafé. Maar goed, makkelijker is het om een inwoner aan te spreken (zoveel jonge, gebruinde Amerikanen zie je nu ook weer niet rondlopen, want hé, die zitten in het internetcafé).

Als je geluk hebt spreekt die ook nog een woordje in een andere taal dan het Kroatisch, da’s makkelijk voor de uitleg (tenzij je natuurlijk niet goed uit je doppen hebt gekeken en het internetcafé aan de overzijde van de straat ligt – dom, dom). Maar goed, met het gebruik van enig onderscheidend vermogen (dus geen oude vrouwtjes of mannetjes aanspreken, geen kinderen onder de 14, geen meisjes in groepen groter dan 3 (die gaan giechelen en daarmee verdwijnt elke talenkennis die ze om te beginnen misschien wel bezaten)) tref je uiteindelijk wel enkele  inwoners die je kunt verstaan. De eerste drie die je op die manier aanspreekt zweren bij hoog en bij laag dat iets exotisch als een internetcafé in hun stad niet bestaat. De vierde stuurt je naar een zaak waar ze PC’s verkopen in de veronderstelling dat ze daar ook wel internet zullen hebben, de vijfde wijst je de weg naar een pand waar gezien de nog aanwezige reclame ooit in het verleden een cybercafé was gevestigd. Daarna tref je er eentje die nog nooit van het fenomeen ‘internet’  heeft gehoord en je maar naar een visboer stuurt. Wanhoop niet, je blijft gewoon doorgaan met vriendelijk glimlachend voorbijgangers aan te klampen, want uiteindelijk, soms ben je dan een uurtje verder en heb je in die tussentijd een dikke 5 kilometer gelopen om foutieve aanwijzingen na te trekken, maar uiteindelijk blijkt er wel degelijk eentje te zijn. Soms ben je er dan al drie keer voorbijgelopen omdat het op de derde verdieping boven een kroeg is gehuisvest zonder dat zulks op de gevel kenbaar is gemaakt. 

In ieder geval kun je uiteindelijk met een voldaan gevoel achter een terminal neerstrijken om tot de ontdekking te komen dat je diskette, cd of usb stick hier echt niet is in te lezen – tenzij de speurtocht zoveel tijd in beslag heeft genomen dat de uitbater net de deur voor je neus sluit. Nou, dan weet je tenminste waar je naar toe kunt, morgen.

 


Er zijn grenzen…

Selce, 29 juli 2005

 

Kroatië is een populaire kampeerbestemming. En dan kun je verwachten dat de campings in het hoogseizoen vol kunnen zijn.

Nu zijn er wat dat betreft twee soorten campings – er zijn campings die weten dat ze vol zijn en er zijn campings die niet weten dat ze vol zijn. De eerste soort werkt met netjes afgebakende en van een nummer voorziene standplaatsen, waar je door een medewerker op een scootertje, quad, fiets of auto (afhankelijk van de grootte van het terrein en de sportieve instelling van het personeel) naar toe wordt gebracht. Op die campings moet je ook niet proberen om 10 centimeter van de plek van de buren in beslag te nemen; je wordt meteen afgestraft, moet desnoods alles weer afbreken en wordt terugverwezen naar de grenzen van je perceel.

Autocamp Selce in Selce was van het tweede soort. Zoals gewoonlijk werden we vriendelijk ontvangen bij de receptie, we werden ingeschreven en kregen het advies om een leuk plekje uit te gaan zoeken. We parkeerden onze combinatie binnen de hekken en gingen te voet op verkenning.

Het was een uitgestrekt met bomen begroeid terrein dat, op sommige plekken behoorlijk steil, afliep naar de zee. Op de aangelegde wegen waren op regelmatige afstand nummers geschilderd die vroeger misschien wel de staanplaatsen hadden aangeduid, maar waaraan nu duidelijk geen waarde meer kon worden toegekend getuige de kriskras door (en gedeeltelijk zelfs in) elkaar staande caravans, campers, tenten en vouwwagens. De wandeling was wel vermoeiend; het hellende af- en oplopende terrein deed ons in de hitte al snel naar adem snakken. Na twee keer de volledige helling te hebben afgezocht hadden we eigenlijk maar één plekje gezien waar de caravan zou kunnen staan. Net. Geen mooi plekje, klein, schuin aflopend, met op allerlei ongewenste plaatsen bomen en struiken. Bovendien zouden we de “voortuin” zo’n beetje moeten delen met de buren. Maar ja, een andere mogelijkheid was gewoon niet te vinden. En, dachten we, als we nog wat langer wachten staat er dadelijk een andere vakantieganger en hebben we helemaal geen plek meer… Met flink laveren en de hulp van de buren hadden we de caravan een half uurtje later op zijn plaats gewurmd. En met wat draaien viel onze voortuin eigenlijk best wel mee. En toen de buren de volgende dag vertrokken (ze verzekerden ons dat er geen causale relatie bestond tussen onze aankomst en hun vertrek) was de plaats zelfs zo ruim bemeten dat het best mogelijk was om er een tentje tussen te worstelen. En daar zaten we toch niet op te wachten. De volgende dag zouden we logees krijgen en dan wilden we er zelf nog een tentje bij plaatsen.

Dus verlegden we onze grenzen. De kampeermeubels, de parasol, de auto, de fietsen, de barbecue en nog wat bijzettafeltjes. Wat heb je zoal bij je. We markeerden ons territorium. Blijkbaar afdoende, zelfs zonder het gebruik van geursporen. En wie weet heeft ons neefje die de volgende dag arriveerde ook wel een handje geholpen. Door voortdurend met een luchtdrukpistool op lege bier- en colablikjes te schieten. Want alles is geoorloofd, bij de verdediging van je grenzen. 


Duizendpoot

Grebastica, 8 augustus 2005

 

Ondernemers in de Kroatische toeristenindustrie hebben het niet altijd even gemakkelijk.

 

Dat gold ook voor de eigenaars van de camping in Grebastica, al gebiedt de eerlijkheid te vermelden dat het echtpaar zelf waarschijnlijk verontwaardigd zou reageren op de aantijging dat ze het niet gemakkelijk hadden. Hun ouders, die hadden een moeilijk leven gehad.

Ze bezaten in ieder geval een prachtige camping, enkel gescheiden van een fraai gelegen baai door een smalle asfaltweg waar auto’s zich zelden op lieten zien. De camping was niet groot – 4 staanplaatsen waar met wat goede wil een caravan kon staan en nog eens 4 kleinere hoekjes voor een tent. Niet echt voldoende om van te leven…

 

De bouw van hun woonhuis was inmiddels in een vergevorderd stadium. In een land als Kroatië houdt dat iets anders in dan in Nederland: hier houdt men op met bouwen als het geld op is en gaat men weer vrolijk verder als er weer wat is verdiend. Vaak begint men met bouwen op de eerste verdieping waardoor er meteen een enorme veranda annex garage annex kinderkamer annex tuinkamer annex bouwmaterialenopslagplaats op de begane grond ontstaat.

Tijdens de tweede fase wordt de benedenverdieping langzaam ommuurd, beraamd en bedeurd en uiteindelijk voorzien van een keuken en sanitair. Tegen die tijd kan men al een jaar of twintig in het huis wonen…

Als derde worden er dan eventueel nog één of meerdere verdiepingen opgezet, en ook dat is een proces dat, afhankelijk van de woonbehoeftes van opeenvolgende generaties, decennia kan duren.

Mile en Mate, ons Kroatisch ondernemersechtpaar, waren inmiddels al aan de vierde verdieping begonnen en verhuurden in hun woning vier compleet ingerichte appartementen.

Het terras met uitzicht op zee werd gebruikt als restaurant voor de geïnteresseerde campinggast; overdag had Mate ook nog een fulltime baan als kok in het bedrijfsrestaurant van het politiebureau in Sibenik, dus dat combineerde prima.

In de heuvel boven het dorp verbouwden ze vijgen, aardappelen, tomaten, courgettes en druiven. Die laatste gebruikte Mate om zelf wijn te maken (600 liter per jaar); verder stookte hij natuurlijk zijn eigen sljivovice. Aan de steiger voor het huis lag een vissersboot zodat hij zelf vis kon gaan vangen – een activiteit die ’s zomers op een laag pitje stond.

 

Verder was hij overal voor te interesseren. Natuurlijk kon je zijn steiger gebruiken om je boot aan te leggen. Natuurlijk kon je gebruik maken van hun computer en hun internetverbinding.

Talloze keren werden we ’s avonds op het terras genodigd voor wijn, koffie, sljivovice, koekjes, slakken en andere heerlijkheden. De ene dag kwamen ze een schaal vijgen uit eigen tuin brengen, de volgende dag een tros druiven of een liter zelfgemaakte wijn.

In zijn spaarzame vrije tijd studeerde Mate nog Duits, waar hij inmiddels al aardig mee uit de voeten kon. Mile kon overal uit de voeten met haar glimlach en haar warme gastvrijheid en vond het niet nodig om naast het Kroatisch nog een vreemde taal te leren.

 

Hun kinderen studeerden, alle drie. En als één ervan over 30 jaar de zaak zal overnemen, en als je beweert dat ze het niet gemakkelijk hebben, dan weet ik zeker dat ze een dergelijke mening verontwaardigd van de hand zullen wijzen. Hun ouders, die hebben het niet makkelijk gehad. Maar zij…


Ping pong

Dubrovnik, 1 september 2005

We hadden net 150 kilometer gereden en waren ongeveer halverwege onze bestemming, toen de computer van onze Saab middels een “ping” geluidje en een oplichtend waarschuwingslampje te kennen gaf dat hij met ons wilde communiceren. Nu zijn wij niet wars van communicatie, maar voorwaarde ervoor is wel dat je een gemeenschappelijke taal spreekt. En op de display van de boardcomputer van onze Saab waren inmiddels zoveel pixels uitgevallen dat het voorwaar niet meeviel om zelfs met het instructieboekje in de hand (het moest dus één van de volgende 20 boodschappen zijn…) te bepalen wat onze auto ons wilde zeggen.

 

Ons vermoeden dat de motor weer was oververhit werd al snel bevestigd toen we de auto met de caravan langs de weg tot stilstand brachten en het water met kracht uit de radiator zagen spuiten. Het stadium om ons daar druk over te maken waren we inmiddels al wel gepasseerd: tien minuutjes wachten, radiatordop opendraaien (ja ja, vooooorzichtig!!) water bijvullen en verder maar weer.

Nauwelijks waren we weer een kwartiertje op pad, toen opnieuw de “ping” vanuit het dashboard zich liet horen. Terwijl we uitkeken naar een goede en bij voorkeur vlakke parkeerplaats om nog eens wat water bij te vullen klonk er een opvolgende “pong” en ontbrandde een tweede lampje op het dashboard. Dat hadden we nog niet eerder meegemaakt… Terwijl Mieke in het hoofdstuk ‘pech onderweg’ de betekenis van dit nieuwe lampje probeerde uit te zoeken vond ik een stopplaats met voldoende ruimte om ons mobiele gebeuren aan de kant te zetten.

 

De onder de motorkap uitblazende stoom gaf aan dat de radiator wederom oververhit was. Het tweede lampje had volgens het boekje te maken met de automatische transmissie. Naast deze omschrijving stond expliciet vermeld dat je op je gemak eens een garage op moest zoeken om dit euvel te duiden, maar dat je in de tussentijd beslist niet met een aanhangwagen rond moest gaan rijden! Nu wil ik een caravan niet direct gelijk stellen aan een aanhangwagen, maar de overeenkomsten waren toch wel dusdanig dat ons in dit geval de waarschuwing toch wel relevant leek.

 

We besloten om professionele hulp in te roepen van de HAK, een zusterorganisatie van de ANWB. De Hvratska Auto Klub beloofde ons om binnen drie kwartier een monteur ter plaatse te zullen hebben. Het was warm, langs de weg en in de zon. En we stonden zo lang stil, dat Jerry veronderstelde dat we de plaats van bestemming reeds hadden bereikt.

 

 

Allengs verscheen de HAK in de vorm van een servicewagen en een monteur. Deze man sprak uitstekend Kroatisch, wat de communicatie ietwat bemoeilijkte. Vanuit een naburig dorp kwam met enige regelmaat een inwoner tevoorschijn om eens poolshoogte te nemen en één van deze nieuwsgierigen bleek Duits te spreken. We hadden dus een tolk – een wat zonderling type dat blootsvoets en zonder shirt in een spijkerbroek langs de “grote” weg liep. Hij vertelde ons dat hij op die manier aan de kost kwam. Hij inspecteerde in de berm de rommel die mensen weggooiden; de bruikbare spullen haalde hij later op om te verkopen.

 

De monteur van de Hvratska Auto Klub had geen idee wat er met onze auto aan de hand zou kunnen zijn, waardoor zijn beoordeling dat we er best mee naar Dubrovnik konden rijden bij ons meer het karakter van een wens dan van een gefundeerde mening had. Uiteindelijk stelde hij voor om met zijn servicewagen een poosje achter ons aan te rijden om te zien of onze motor wederom oververhit zou raken. Onze tolk wilde ook best  meerijden, en stapte bij de HAK in de auto.

 

Vijf kilometer en een flauwe helling verder zetten we de combinatie weer langs de weg met kokende motor ... De monteur dook onder de motorkap en wist te melden dat de pomp in ieder geval werkte. Na opnieuw water te hebben bijgevuld reden we allen gezamenlijk weer 10 kilometer verder, en dit keer kookte de motor niet.

De monteur gaf via de nog immer in ons gezelschap verkerende tolk het advies om maar gewoon verder te rijden. Voor hem was het probleem hiermee opgelost.

En dat signaallampje van de automaat dan? Ach meneer, al die elektronica. Daar moet je gewoon niet naar kijken! De eigenaar van een ter plaatse gestald kraampje wist ook nog wel enkele verhalen over foute elektronica en naast onze auto ontspon zich een geanimeerde discussie waarbij iedereen zich duidelijk amuseerde. Wij hadden het onderhand wel gezien, gaven de monteur en de vriendelijke tolk een pilsje tegen de hitte en vertrokken.

 

Inmiddels was het zo laat geworden dat de duisternis met een half uurtje wel in zou vallen. We besloten om maar een camping te zoeken en de rest van de rit de volgende ochtend bij daglicht af te leggen, een prima voornemen dat echter door gebrek aan campings op de route al snel naar sprookjesland werd verwezen.

 

Het waarschuwingslampje van de automatische versnelling bleef de hele rit trouw branden. Om mezelf het gevoel te geven dat ik er wat mee deed, schakelde ik de automaat op “3”, zodat de transmissie niet meer in de vierde versnelling kon. Of het enig positief effect had weten we niet – in ieder geval bereikten we Dubrovnik zonder nog een keer verhit te geraken. Soms zit het mee.

 


Oorlog is mensenwerk

Dubrovnik, 6 september 2005

 

Kroaten zijn gastvrije, vriendelijke mensen. Ze worden verliefd, houden van hun kinderen, zorgen liefdevol voor hun ouders.

Serven zijn ook gastvrije, vriendelijke mensen. Zij worden ook verliefd, houden van hun kinderen en zorgen ervoor dat hun ouders een rustige oude dag kennen.

En toch, zo’n 10 tot 15 jaar geleden, woedde er een haatzaaiende alles verterende oorlog tussen de twee groepen. Werden over en weer mensen afgeslacht, vrouwen verkracht, kinderen doodgeknuppeld en bezittingen gestolen of vernietigd. Want in een oorlog mag dat, in een oorlog bestaan geen rechten. Het recht is enkel aan de sterkste.

 

De tweede wereldoorlog is inmiddels een dikke 60 jaar geleden gestreden, maar we moeten in Nederland nog steeds rekening houden met gevoeligheden die het onmogelijk maken om “objectief” naar deze tijd terug te kijken. Hoeveel haat, afkeer en wraakgevoelens moeten er dan nog op de Balkan onder de oppervlakte sluimeren…

 

Ik weet het: dit is echt niet de plaats voor een vlammend betoog tegen de oorlog. Maar toch kun je ook niet maanden door Kroatië zwerven en de oorlog naast je neer leggen.

Dat geldt nog meer wanneer je in Dubrovnik rondloopt. Hier wordt de oorlog als heldendaad bezongen, als toeristische trekpleister. Verspreid door de stad vind je plakkaten die aangeven waar hoeveel granaten wel niet zijn ingeslagen tijdens de bombardementen, en op enkele plekken zie je zelfs nog een (ingelijste!) inslag.

Men is (overigens terecht) trots op het feit dat amper 10 jaren na de belegering geen spoor meer rest van alle vernietigingen aangericht door het Joegoslavische leger. Enkel de splinternieuwe dakpannen vertellen hun trieste verhaal.
Oorlog. Waanzin.


Ode aan de stropdas

Dubrovnik, 8 september 2005

 

Kroatië beroept zich erop de uitvinder van de stropdas te zijn. Nu lijkt mij dat net zoiets als de woonplaats van de Kerstman claimen (zoals Rovaniemi in Finland die met succes heeft opgeëist) of van Sinterklaas (volgens mij is die nog vrij – is er een stad in Spanje die nog een Nederlandse toeristeninjectie nodig heeft?), maar goed, ik gun dat Kroatië van harte.

Totdat we in Dubrovnik arriveerden, was de souvenirindustrie gericht op waterschoenen, badslippers, strandkleding, vliegers, badlakens, fel gekleurd in plastic uitgevoerd kinderspeelgoed en luchtdrukpistolen, maar Dubrovnik had een cultureel erfgoed hoog te houden, dus waren er talloze winkels waar stropdassen in velerlei kleuren, fijne stoffen en exquise kwaliteiten te koop werden aangeboden. 

 

In de tijd dat ik nog werkzaam was in de IT droeg ik vier dagen per week zo’n stropdas (aangezien ik voor een Amerikaans moederbedrijf werkte kenden we “Casual Friday” – op vrijdag mocht je in spijkerbroek op het werk verschijnen). Uit die tijd stamt mijn bewerking van een gedicht van Heinlein, wat ik jullie niet wil onthouden:

 

Ode aan de Stropdas

 

Vergif dat brengt vergetel­heid

verdrinken geeft je rust

maar met een strop rondom je nek

wordt heel je ziel gesust

 

Een kogel maakt een eind eraan

en gas brengt pais en vree

maar met een strop onder je boord

daar gaat het prima mee

 

Je komt tot rust in een ijze­ren stoel

op de pijnbank ook na een poosje

maar bij C&A hier om de hoek

koop je vrede in een doosje

 

Voel je geborgen onder het zand

als je niet meer op leven hoopt

en de eenvoudigste manier

wordt om je nek geknoopt

 

Het eind komt kalm of met ge­tier

met grom en grauw of met ple­zier

maar het saaiste eind aan je verlan­gen

is wel een stropdas om te han­gen

 

 

Met andere woorden, ik heb in Dubrovnik geen stropdas aangeschaft.

Wel een gaaf T-shirt.


Stadsmuur

Dubrovnik, 8 september 2005

 

Voor wie het niet wist: er staat een muur rondom Dubrovnik.

In die muur zitten drie poorten en door één ervan kunnen voertuigen de oude stad in. Niet zonder meer – je moet daarvoor bij de gemeente een vergunning aanvragen.

Weinig inwoners maken gebruik van zo’n licentie, aangezien enkel het centrale plein van de stad met de auto te ronden is; in alle andere straten en steegjes rijd je je muurvast vanwege de talloze trappen. En omdat er in de stadskern geen enkele parkeerplaats is aangelegd, is de gehele binnenstad nagenoeg autovrij. Praktisch het enige verkeer dat je aan het oog voorbij ziet trekken zijn limousines met daarin glunderende, zenuwachtige of wild om zich heen kijkende bruidsparen.

Het gros van de bezoekers doet Dubrovnik aan per cruiseschip; doorgaans liggen er wel twee of drie gigantische hotelboten in de haven die op een doorsnee middag duizenden toeristen in de stad loslaten. En doordat het schip een strak vaarschema volgt, hebben de opvarenden slechts enkele uren ter beschikking om onder leiding van een gids gezwind een ronde langs de bezienswaardigheden te maken en onderwijl de nodige stropdassen in te slaan. Heel af en toe zie je een familie, in de regel van Aziatische origine, met een paar zware koffers over de trappen zeulen (ja ja, autovrij is ook taxivrij!) op weg naar een pittoresk hotelletje of goedkoop pensionnetje.  In een dergelijke ontoegankelijke omgeving denk ik altijd met veel leedwezen aan enkele bevolkingsgroepen. Bierdrinkers bijvoorbeeld hebben het duidelijk zwaar om de benodigde kratten de berg op te zeulen. Maar ook witgoedbesteldiensten, verhuizers, al dan niet invalide ouden-van-dagen, postbodes, moeders met kinderwagens en sjieke dametjes op naaldhakken. Er wordt wat afgeleden!

De vele trappen en het gebrek aan tijd van de meeste bezoekers zorgen ervoor dat het slenteren door Dubrovnik een ongekend rustige bezigheid is. Zodra je het stadshart eenmaal achter je hebt gelaten, is er meteen geen toerist meer te bekennen en kun je heerlijk verdwalen in steegjes, gangetjes en op trappetjes. En omdat de belangrijkste doodsoorzaak voor poezen hier ontbreekt, zie je werkelijk overal katten liggen, lopen en slapen. Mooie stad, Dubrovnik, zo denken wij dan weer.

 

De muur is zo ongeveer het enige dat onbeschadigd uit de oorlog is gekomen! Natuurlijk maakten we een schitterende rondwandeling over deze torenhoge stadswallen, waarbij voortdurend wisselende en kleurrijke taferelen zich onder ons ontvouwden. In de koele uurtjes, want de hooggelegen route biedt nauwelijks enige schaduw. Je zou er maar dorst van krijgen.  

Gelukkig ontdekten wij bijtijds dat Dubrovnik nog een vierde poort in de stadsmuren heeft, aan de zeezijde. Bijna tegen de omwalling aangevlijd, balancerend op een aantal in de Adriatische zee uitstekende rotsen, een wonderschone locatie, heeft een ondernemende Kroaat een geweldig terras aangelegd.

Wij kunnen jullie verzekeren dat het daar goed toeven is. Živjeli! Proost!

 


-Top-
>Home>