Als de kat van huis is

Snel weg

 

Als de kat van huis is

Mendig, 21 juni 2005

 

Jerry, onze metgezel, was inmiddels 21 jaar geworden. Sinds anderhalf jaar was hij diabeticus en kreeg dan ook twee maal daags een injectie met insuline.

Opgegroeid als “binnenkat” beschouwde hij open ramen en deuren niet zozeer als een ontsnappingsluik naar de spannende buitenwereld maar als een inbreuk op zijn eigen veilige leefwereld. En vóór ons vertrek, waren zijn enige ervaringen als autopassagier beperkt tot bezoeken (het laatste halve jaar zelfs heel frequente) aan de dierenarts, wat qua amusementswaarde erg laag bij hem scoorde. We waren erg benieuwd hoe (en een beetje ongerust of) hij zich aan zou  passen aan zijn nieuwe leventje.

 

We hadden ons geen zorgen hoeven maken.

Na bijna een jaar onderweg had hij zich de fijne kneepjes van het reizen eigen gemaakt.

In de auto wilde hij eerst nog wel eens op de hoedenplank gaan zitten om het voorbij stormend verkeer gade te slaan met een verwonderde blik; waar is al die poespas in vredesnaam goed voor, waar moeten al die mensen heen en waarom blijven ze niet gewoon lekker thuis, in hun caravans. Maar na enige tijd scheen hij te accepteren dat die bedrijvigheid iets was wat wij mensen blijkbaar nodig vonden, al bleven we de indruk houden dat hij zich daarover kon blijven verbazen.

Na enkele weken alle mogelijke plekken terdege op bruikbaarheid, functionaliteit en vooral comfort getest te hebben, had Jerry de ideale reisplek in de wagen gevonden; niet op de hoedenplank, niet op die gladde met leder beklede achterbank, niet op de soms behaaglijk verwarmde chauffeursstoel (daar werd hij toch maar weer vanaf gestuurd) en niet bij zijn maatjes op de knie (die zaten toch niet stil). Nee, gewoon lekker soezen op de vloer, naast Mieke’s voeten, en op zijn eigen reisdeken. Daar lag hij de hele trip heerlijk te slapen. En alleen tijdens echt langdurige reizen verwaardigde hij zich tot een bezoek aan de provisorische kattenbak die in de auto aanwezig was.

 

 

Zodra de wagen stilstond en het portier openzwaaide, stak hij even het hoofd omhoog om te zien wat er aan de hand was. Bleef één van ons twee in de auto dan was er niets om je druk over te maken, maar als we beiden uitstapten kon de bestemming wel eens zijn bereikt! Dan werd de bestuurdersstoel beklommen om een blik op de directe omgeving te werpen. En even later, als we de caravan op de nieuwe staanplaats installeerden, werd deze onmiddellijk op katvriendelijkheid getest. Scheen de zon door de ramen, dan was het goed en werd er direct een favoriet plekje gekozen om verder te gaan met slapen. Scheen de zon niet, dan was al dat reizen wederom een nutteloze bezigheid gebleken. En dat had hij ons ook zo wel kunnen vertellen. Dadelijk even de alom aanwezige zwerfkatten duidelijk maken wie er de baas is… binnen tenminste. Maar eerst nog even een tukkie. <gaaap> Of zou het al etenstijd zijn? 

 

Reizen went, jazeker! Of het daarmee ook een katwaardige activiteit was, daar bleef hij zijn twijfels over houden. Maar ach, als wij zo nodig moesten…

 

 

Snel weg

Neuhausen, 22 juni 2005

 

We hadden nog twee dagen de tijd om in Wenen te komen.

Nu is 860 kilometer in twee dagen geen onoverbrugbare afstand, zeker niet als je die grotendeels over de Duitse autobanen kunt afleggen.

Naarmate je verder het zuiden van Duitsland inrijdt, wordt het landschap steeds heuvelachtiger. Als er één teken van beschaving is dat geen rekening houdt met natuurlijke barrières dan is dat de autobaan. Je zou denken dat het makkelijker is om de zacht glooiende heuvels te volgen bij het aanleggen van het tracé, maar blijkbaar zondigt dat tegen het eerste gebod van de wegenbouwer: Gij zult hem recht leggen. Hele heuvels worden afgegraven of ondertunneld, en daar waar eerst een lieflijk glooiende vallei bezaaid met enkele gehuchten en boerenhoeves bestond trekt nu een kilometerslang, tientallen meters hoog en zeker 100 meter breed viaduct een litteken door het landschap.

Ik begrijp dat wel: als je dan toch 140 km/uur wilt kunnen rijden dan moet die weg recht lopen. En dat doet ie, zoveel is zeker!

 

Wij rijden 80, met de caravan. Al heb ik op dit soort wegen de neiging om eens helemaal uit mijn bol te gaan en de cruise control op 90 te zetten.

Wij vinden snelwegen een van de vervelendste manieren van reizen.

Wat voor leven zich naast de autoweg afspeelt zul je nooit te weten komen. Mensen worden er geboren, hebben er lief, trouwen, voeden 2,25 kinderen op, vullen elk jaar trouw hun belastingformulier in, gaan elke vier jaar stemmen, bouwen fraaie monumenten, gaan dood. En jij zult hier nooit deel van uitmaken; je rijdt er voorbij. Alsof je het leven passeert. De snelweg houdt mensen op afstand, je ziet enkel blik en beton.

Ondanks het feit dat de weg zich door een schitterend beboste en beheuvelde streek vreet vervelen we ons, zonder mensen. Want reizen is meer dan nieuwe vergezichten toch vooral mensen ontmoeten, nieuwe gezichten, nieuwe stemmen, nieuwe gelaatsuitdrukkingen, een nieuw stuk eigenheid. En op de snelweg ontmoet je niemand, zie je niemand. Dan dreigt het doel belangrijker te worden dan de weg er naar toe. De snelweg is geen manier van reizen maar een manier van verplaatsen.

 

 

En mij bekruipt dan een verlangen naar een lekkere file. Of, bij gebrek aan een file, een tankstop. Want in een file of op een tankstation, daar worden we tussen berm en bloem weer mens!

 



-Top-
>Home>