Visafslag

Blanes, 17 november 2004

 

De camping in Blanes is mooi gelegen aan de boulevard en dan ook redelijk druk bezocht – door toeristen. De beheerder zien we pas op de derde dag, als hij langskomt om ons in te schrijven. Met het vriendelijke verzoek om een envelop met geld achter te laten als we vertrekken. Kom daar maar eens om, in Nederland!

 

In Blanes wordt vis gevangen.

Dat blijkt niet alleen uit het feit dat een kolonie katten bezit heeft genomen van de jachthaven van Blanes waardoor de toegang tot de luxe zeilboten een spitsroeden lopen wordt tussen de verspreid liggende kattenuitwerpselen; de stad beschikt over een enorme visafslag.

 

 

Als toeschouwer kun je de loods betreden via een aparte ingang en een bovenomloop beklimmen vanaf waar je een riant uitzicht hebt over de afslag.  

Vooral tegen de avond als de boten binnenvaren, is het er een drukte van belang en wordt door de verzamelde opkopers en vissers een merkwaardige pantomime opgevoerd terwijl de aangeboden vangst in een sneltreinvaart over een lopende band wordt aangevoerd. Ondanks de penetrante vislucht verblijven wij dagen achtereen elke avond uren op deze omloop, geboeid door de zich voor ons ontvouwende nieuwe wereld, terwijl het buiten een komen en gaan is van alle soorten en maten vrachtauto’s, busjes en andere bestelachtige voertuigen, al dan niet uitgerust met professionele dan wel zelfgebouwde koeluitrustingen.

Ondanks het feit dat de visafslag in zijn geheel in een grote loods is ondergebracht is de tribune waarop de opkopers zitten overdekt. Waarom deze schijnbaar overbodige constructie is aangebracht blijft voor ons een mysterie.

 

 

Een universum ontsluit zich voor ons, vol onderlinge afhankelijkheden, symboliek en rangen en standen.

Zo heb je de ooghoekhandelaar, een opkoper die steeds druk in gesprek is met alles en iedereen uit zijn omgeving en af en toe, schijnbaar toevallig en zonder op te letten, met een handgebaar en een druk op zijn zenderkastje (ja ja, ook hier is de digitalisering doorgedrongen) weer een aantal partijen aan de haak slaat. En een kleiner handelaartje, wie weet een lokale marktkoopman, die steeds wacht tot het allerlaatste moment om dan de nog-net-niet-doorgedraaide partij in de wacht te slepen. De grote vissersboten, waarbij mand na mand na mand met gelijksoortige vis wordt aangevoerd. Het kleine vissersbootje, waarbij de vis niet per mand maar per stuk wordt voorgezet terwijl een bezorgd kijkende visser de biedingen angstvallig in de gaten houdt. Heel af en toe de Vreemde Vis waarbij de band zelfs even wordt stilgezet terwijl geïnteresseerden de vangst van nabij komen bestuderen om de eetbaarheid te bepalen. De ijsman, die verantwoordelijk is voor de hoeveelheid ijs waarmee de verkochte vis wordt afgedekt en die zijn taak zeer serieus en gedegen uitvoert; geen ijsblokje gaat verloren. Het worden allemaal kennissen van ons.

De verkochte vis wordt per opkoper op een pallet verzameld en ook dit roept allerlei vragen bij ons op. Welke opkoper hoort bij welke pallet? Hoort die pallet bij een visboer, een groothandel of, het leukste, een restaurant? En wat voor restaurant kunnen we uit de aangekochte vis afleiden?

Indien je je nog ooit verveelt in Blanes: de visafslag. Ze verkopen er zelfs bier…

 

N340

Vinaròs,25 november 2004

 

Parallel aan de A7 (E15), de befaamde tolweg die bijna de hele oostkust van Spanje volgt, loopt de N340. Af en toe, gedurende de enkele honderden kilometers waar nooit een tolweg is aangelegd, IS de N340 zelfs de E15.

De kwaliteit van de N340 wisselt sterk, Soms is het een brede vierbaansweg, soms een smal kronkelend bergweggetje. Bij Vinaròs is het een extreem drukke tweebaansweg; ik neem aan dat de toltarieven erg hoog waren want 4 kilometer verderop het binnenland in liep de A7, waarop amper een auto te bekennen was. Omdat de Spanjaarden een hekel hebben aan tijdverspilling (dat gaat tenslotte allemaal ten koste van de siësta) zijn op dit gedeelte van de N340 zo om de 30 kilometer stoplichten aangelegd. Links afslaan is op deze strek ook verboden met als gevolg dat het verkeer aaneengesloten met een snelheid van 100 km/uur doordendert.

 

De door ons uitgekozen camping bleek te hebben plaats gemaakt voor een splinternieuw flatgebouw. Een tweetal geraadpleegde Duitse wandelaars wist nog wel een ander kampeerterrein in de nabije omgeving – ze waren zelfs bereid met ons mee te rijden om de weg te wijzen. Camping Vinaròs lag pal aan de N340 en 15 minuten later maakten we kennis met onze nieuwe achterburen: dezelfde Duitsers die ons de weg hadden gewezen!

 

Het hele terrein was al volgestroomd met overwinteraars. We konden nog net voor drie dagen een plekje bezetten, maar daarna moesten we echt vertrekken; de camping was vol. De hele winter. Onze eerste overwintering was dus begonnen!

 

Driehonderd meter verderop naar het zuiden was een grote Lidl supermarkt gevestigd aan de overkant van de weg, dus dachten wij even wat boodschappen te gaan halen. Maar linksaf de N340 oprijden bleek na 20 minuten wachten totaal onmogelijk: de weinige gaten in het verkeersaanbod wilden niet gelijktijdig op beide rijbanen optreden. Uiteindelijk besloten we rechtsaf te slaan, reden 12 kilometer voor we een ongelijkvloerse kruising zagen waar we konden keren, reden 12 kilometer terug (hallo camping) en nog 300 meter verderop arriveerden we bij de supermarkt. We deden onze inkopen en werden vervolgens geconfronteerd met hetzelfde probleem: met geen mogelijkheid konden we naar links afslaan. Nu dan naar rechts omgereden, dit keer zo’n 20 kilometer tot we warempel een stoplicht vonden waar we linksaf mochten slaan. In totaal hadden we 64 kilometer gereden om een supermarkt te bezoeken die 300 meter van de camping af lag. De volgende keer, besloten we, zullen we maar gaan wandelen…

 

Werklast

Puçol, 28 november 2004

 

Ook Spanjaarden willen soms van hun geweldig mooie kust genieten. Af en toe kom je een stukje zeeoever tegen als bij Puçol dat speciaal voor de autochtone bevolking lijkt te worden ontwikkeld. Wij belandden er omdat we een uitvalsbasis zochten voor een bezoek aan het 10 kilometer zuidelijker gelegen Valencia.

Dat het gebied nog in ontwikkeling was bleek al snel: een onverhard stoffig weggetje leidde langs het strand en allerlei bouwputten uiteindelijk naar het dorpje waar we al snel de camping vonden.

 

 

Inmiddels hadden we geleerd om ook naar de wintertarieven te informeren, en op de receptie kregen we te horen dat een dag kamperen 19 euro kostte, en een week 35 euro. Kijk, dat zijn kortingen waar we wat mee kunnen, dachten wij. En reden met de caravan naar het om de hoek van de receptie gelegen trekkersveld, wat er ondanks de drukte op de rest van de camping verlaten bij lag: de enige andere caravan die we aantroffen was een oud, scheefgezakt en reeds lang niet meer bewoond exemplaar. Vreemd, dachten wij nog. Terwijl het op de rest van de camping zo druk was.

 

We installeerden ons en liepen vervolgens het dorp in om de directe omgeving te gaan verkennen. Men was nog bezig met het bouwen van dit dorp; overal stonden betonmolens en hijskranen stil te staan (niet vanwege een langdurig uitlopende siësta overigens – het was zondag) en lagen de bouwmaterialen in grote hopen opgestapeld. Na een uurtje rondzwerven langs bouwputten en een kust waar het strand nog moest worden opgespoten, begaven we ons terug naar de camping, waar het intussen erg stilletjes bleek te zijn geworden. Het was zondagavond. Een voor een doofden de lichten in de caravans op het vaste staanplaatsgedeelte en vertrokken de families welgemoed huiswaarts, opgeladen om weer een nieuwe werkweek aan te kunnen. Ook de beheerder sloot om acht uur de poort en vertrok, ons op een verder geheel verlaten camping achterlatend.

 

De toiletten, zo bleek na een korte en onwelriekende inspectie, lagen er gehavend en zichtbaar zwaar gebruikt bij. Wij staken de koppen bij elkaar. Morgen Valencia, ja leuk. Maar dat betekende nog een dag (en nacht) op deze camping blijven. En om hier een hele week te blijven, zagen we al helemaal niet zitten… We besloten uiteindelijk maar niets: de volgende morgen brengt altijd raad.

En dat bleek. Op de toiletten waren de volgende dag een tweetal nijvere bouwvakkers doende met het verwijderen van tegels en het boren van allerlei onduidelijke gaten; dat alles gepaard gaande met een hels lawaai van klopboren en hamers. Blijkbaar was het deze week hoog tijd om de sanitaire voorzieningen te verbouwen en mochten de weinige gasten (wij twee dus) tijdens de siësta van de bouwvakkers gebruik maken van de sanitaire faciliteiten. En wat de bouwactiviteiten nog aan stilte overlieten werd vestoord door betonmolens, kango’s, ladende en lossende vrachtwagens, graafmachines en hijskranen die tot in de verre omgeving weer aan het werk gingen: het was maandag en voorlopig nog geen siëstatijd.

Ons besluit was daarna snel genomen; Valencia hebben we niet meer gezien.

 

Sint en Piet

Gandía, 29 november 2004

 

Gandía is de plaats waar Sinterklaas in de zomer een klein winkeltje runt waarin allerlei onduidelijke schrijf- en kantoorartikelen worden verkocht. De hartveroverende kindervriend draait hiermee resoluut de rug toe naar het commerciële circus wat is opgezet rondom de woonplaats van zijn vakbroeder de Kerstman, in Finland. Sinterklaas, dat wordt eenieder duidelijk die zijn winkeltje aanschouwt, heeft net zoveel gevoel voor marketing als de gemiddelde trol uit een van de boeken van Tolkien. Dat uitgerekend de Sint een week vóór zijn eigen verjaardag al artikelen van zijn concurrent gaat verkopen spreekt boekdelen!

 

 

Waar alle Zwarte Pieten in de zomer blijven zal voor ons wel altijd een vraag zijn. Natuurlijk, net als Puk, Muk en vooral Moortje vroeger zijn Zwarte Pieten slachtoffer van de tijdgeest. Eigenlijk kunnen ze niet meer. Maar wat is Sinterklaas zonder de wegwijs-Piet, de slaap-Piet, de snoep-Piet, de dicht-Piet, de klauter-Piet, de strooi-Piet, de het-grote-boek-drager-Piet en ga zo maar door? Een vermoeide oude man in een rare jurk op een groot wit paard. Daar kun je als televisiekijkend kind toch geen held van maken? Nee, Piet moet blijven!

 

Maar de goedheiligman moet zich wel wat multicultureler opstellen om te overleven in onze huidige dynamische en gedifferentieerde samenleving. Het ambacht van Piet moet snel worden opengesteld voor alle geledingen in onze maatschappij: als geen enkel kind meer een hand omdraait voor een Piet met een duidelijk vrouwelijke inborst dan moeten blanke, rode, gele en lichtbruine Pieten zonder problemen kunnen worden geaccepteerd door deze jeugdige en ontvankelijke doelgroep.

Wat de weg opent naar nieuwe specialisaties in het Pietermannenberoep. De gesluierde Piet, de travestie Piet en de gothic Piet staan vast al in de coulissen te trappelen.

 

Saab esta kaput 1

Santa Pola, 9 december 2004

 

Een week of zes eerder, in Cagnes sur Mer, hadden we met de Saab een aanrijding gehad waarbij het linkerportier fors was ingedeukt. Zonder nu de schuld direct van mij af te willen werpen, wil ik ter verdediging aanvoeren dat de Franse automobilist tot de slechtste ter wereld moet worden gerekend; het is niet dat ze geen auto kunnen rijden, het probleem is dat de gemiddelde Franse chauffeur zoveel aan zijn hoofd heeft dat hij niet op het verkeer let.

 

Hoe dan ook, na anderhalve maand te hebben rondgereden met een auto die om de paar dagen een alarm deed loeien, bij voorkeur midden in de nacht, en waarbij het linkerraam niet meer naar beneden wilde waardoor je jezelf bij elke tolpoort in vreemde bochten moest wringen om door een kier in het portier geld te overhandigen aan de dienstdoende beambte, besloten we toch maar om een voorlopige reparatie uit te laten voeren. Bovendien hadden we sinds het ongeval al twee keer met een lege accu gestaan waardoor bij ons het vermoeden had postgevat dat ergens in de deur een klein stroomvretertje was gaan wonen…

Volgens ons Saab dealer boekwerk moest er in Elche een garage zijn. Een behulpzame receptionist op de camping wilde wel even voor ons bellen, alleen bleek het in het boek vermelde telefoonnummer inmiddels niet meer in gebruik. De gouden gids noch het internet boden uitkomst: uiteindelijk ging de vriendelijke man achter de balie willekeurige garages in Elche bellen om te informeren of die wellicht het nummer van de Saab-garage hadden. Op deze manier kwamen we uit bij de Opel-garage die ook Saab’s repareerde (allemaal GM), maar dat feit blijkbaar niet aan de grote klok wilde hangen.

 

Wij arriveerden de volgende dag net voor de siësta bij de garage. De siësta is in Spanje heilig. Terwijl wij rond 1 uur ’s middags pas goed op gang komen, gooit de Spanjaard alles dicht en gaat uitgebreid lunchen en daarna een tukkie doen. Drie uur lang ligt alles, maar dan ook alles, stil. Spanje slaapt.

 

Gelukkig voor ons lag vlakbij de garage een grote hypermarkt, de Eroski, waar we de siësta en de daarop volgende reparatietermijn (de chef-monteur schatte dat het wel half zeven zou worden) met winkelen en een pizza stuk konden slaan. In de Eroski werden we verrast door een wel erg creatieve etaleur, die een monumentale kabouterboom had gebouwd in de centrale toegangshal. Nooit geweten dat ze ook in Spanje wonen, die kabouters. Dat geeft de EU toch weer wat meer inhoud, als je dezelfde sprookjes kent!

 

 

Terug in de garage bleek de deur wat te zijn recht gemept waardoor hij beter sloot, de elektrische bedrading in de deur te zijn hersteld, de accu te zijn vernieuwd en de olie van de stuurbekrachtiging te zijn bijgevuld. We waren weer mobiel! En, vooral fijn voor onze buren op de camping: het alarm werd niet meer gehoord…

 

Landschapsvervuiling

Isla Plana, 19 december 2004

 

Er valt veel moois te ontdekken in Spanje.

Rijk versierde steden vol curieuze kunstzinnig gedecoreerde kerken, prachtige praalpaleizen, karaktervolle kastelen, pittoreske publieke parken; cultuurlandschappen met rij na rij druivenstruiken die de contouren van de heuvels volgt en zichtbaar maakt; fraaie baaien waar het witte zandstrand schittert in de zon en de opspattende zee; oude vrouwtjes (ze zijn echt altijd oud!) die met een grote takkenbos op het hoofd langzaam maar gestaag heuvelopwaarts voortschuifelen over een lange, door een hittewaas trillende weg;  heldere vergezichten vanaf hoge, koude, door een harde wind gegeselde bergpieken; maar ook een eenzame boerin gekleed in een afgeknipte spijkerbroek met een Nike-pet op het achterhoofd geschoven en een T-shirt dat schreeuwt dat ze de Kilimanjaro heeft beklommen, die op een steile berghelling in de brandende zon bezig is het gras te maaien met een zeis terwijl ze intussen luistert naar haar i-pod. En nee, dit is echt geen folder van de Spaanse Toeristen Dienst. Dit zijn slechts enkele herinneringen en beelden die het woord Spanje bij mij oproepen.

 

Maar niet hier, bij Isla Plana aan de oostkust van Spanje, waar hele hellingen worden volgebouwd met de ene wanstaltige plastic kas na de andere, waardoor de gehele kust lijkt te zijn bedekt met een groot triest ogend en gescheurd in de wind wapperend stuk plastic. Dit moet Spanje op zijn lelijkst zijn.

 

 

Keiharde financiële overwegingen, begrippen als kosten, baten, afschrijvingen en investeringsruimte zorgen er voor dat de wereld hier stap voor stap, beetje bij beetje, weer een stukje lelijker wordt. Maar dan wel economisch verantwoord.

 

Ach, wat zeuren we nou… De tomaten die er uit voortkomen, die zijn toch mooi? Toevallig kan geen enkele Spaanse groenteteler zich veroorloven om een Jugendstil meesterwerk van staal en glas-in-lood neer te laten zetten als kas. En intussen redden wij ons wel. Want als schoonheid te vinden is in de ogen van de toeschouwer dan moet lelijkheid er pal naast liggen.

Knijpen we voorlopig maar even een oogje toe!

 

Afscheid nemen

Torre del Mar, 20 december 2004

 

Heel eenvoudig, denk je dan. Wat kan er nu mis gaan.

En zij zegden hun baan op, gingen reizen en leefden nog lang en gelukkig. 

Een sprookje. Maar zoals altijd ligt de werkelijkheid niet zo simpel…

 

Eén van de moeilijkste aspecten van het afscheid nemen van ons oude leven bleek in ieder geval niet te liggen in het afscheid nemen van vrienden en familie. Dat is eigenlijk geen probleem.

 

(Noot voor onze familie en onze vrienden:

Natuurlijk missen we jullie verschrikkelijk!

Maar we hebben toch geen afscheid genomen! Toch??)

 

Maar het afscheid nemen van je leveranciers, dat is iets heel anders.

 

 

Onze post bereikt ons hooguit één keer in de drie maanden. Dus rekeningen, waarin dreigend wordt aangekondigd dat we binnen 10 werkdagen het bedrag moeten overmaken, escaleren sowieso al naar een tweede of derde herinnering met daarbij behorende extra opslagen en soms zelfs al naar het incassobureau. De deurwaarder hebben we nog buiten de caravan kunnen houden.

En zeker in 2004 hadden lang niet alle leveranciers waar we de relatie mee wilden beëindigen (de gas-, water-, en stroomleverancier, de krant, de internetprovider, de vakbond, de gemeente, diverse verzekeringsmaatschappijen, het pensioenfonds, de belastingdienst, de autokeurende instantie, de telefoonprovider en zo verder), maar die ons niet zonder meer wilden laten gaan, de beschikking over internet- en mailfaciliteiten zodat je op afstand je problemen kon rechtzetten. Alles bij elkaar heeft het dan ook meer dan twee jaar, vele honderden euro’s aan telefoonkaarten en mobiel telefoongebruik, tientallen brieven en e-mails en veel, heel veel doorzettingsvermogen gekost voor alle oneffenheden waren gladgestreken.

 

Wat we er aan over hebben gehouden is bindingsangst. We durven ons niet meer vast te leggen op providers, leveranciers, maatschappijen, instanties of rijksdiensten. En we zijn er vast van overtuigd dat elk contact met deze min of meer officiële partijen wel móet eindigen in dreigbrieven, dagvaardingen, dwangsommen en -bevelen, deurwaarders en andere tijdrovende procedurele dwalingen.

 

Waardoor we gedwongen zijn om nog maar een tijdje door te reizen. Balen, joh!

 

Campinglife

 

Marbella, 23 december 2004

 

Camping Cabopino in Marbella is een uitgestrekte en zeer bekende overwintercamping; na ons verblijf is hij nog veel groter geworden (wij vermoeden overigens geen causale relatie). Wij hadden er in ieder geval een hele gezellige tijd.  

Wij kampeerden pal naast de bar. Bij onze aankomst was dat de enige ruime en zonnige plek die beschikbaar was, dus wij waren er best tevreden mee.

 

 

Het enige nadeel dat we ondervonden kwam van de karaokeavonden. Niet dat wij iets tegen muziek hebben. Maar om nu twee keer per week dezelfde 10 Engelsen van nabij te volgen in hun streven om het repertoire van Abba, van wie we ook geen uitgesproken fan zijn, nieuw leven in te blazen middels een bedroevende poging om zich in een Agneta of een Annifrid in te leven, ging ons een beetje ver. Wij herinneren ons vakanties in Engeland waar tijdens de avonduren vrolijk gemusiceerd werd. Wij verbaasden ons toen over de wijdverbreide kennis van teksten van liederen en ballades die de Engelse pubbezoeker tentoonspreidde, en de altijd aardig klinkende samenzangen. Die ervaring hadden we nu zeker niet – mogelijk spoort het Engelse stembereik niet met de Abba-klassiekers, maar vals klonk het in ieder geval wel. Twee keer per week, tot 12 uur ’s avonds – officieel, in werkelijkheid werd het elke avond langer – steeds dezelfde zangtalenten. Zelfs Jerry, die er geen enkel probleem mee had om dwars door de meest swingende rock & roll of een waanzinnig mooie gitaarsolo heen te slapen, werd onrustig van de geluidsgolven die hem vanuit de bar bereikten.

 

Met verwondering bezagen wij dat veel van de vaste barbezoekers steevast met de auto van hun caravan naar de pub kwamen gereden. Zo groot was de camping nu ook weer niet. En om nou na zo’n hele middag drinken in de lome hitte van de zon, beneveld weer achter het stuur te kruipen om over het campingterrein terug naar je caravan te crossen voor het avondeten vonden wij geen goed idee. Daarvoor waren er toch te veel spelende kinderen, huisdieren en andere recreanten aanwezig die niet bedacht zijn op dronken chauffeurs.

En jawel hoor, laat op een avond raakte een danig beschonken dame niet meer wijs uit de enorme keuze aan versnellingen in haar voertuig; ze verwisselde achteruit met vooruit, en knalde pardoes bovenop de caravandissel van onze overburen, die met een schok uit dromenland werden opgeschrikt. De dronken chauffeuse werd heel snel afgevoerd en ook niet meer terug gezien – blijkbaar wilde men geen gezeur. Onze buurtjes kregen de verzekering dat alle onkosten zouden worden vergoed, als er maar geen politie bij zou komen. Recht met de Spaanse slag, zullen we maar denken…

 

De camping was niet alleen een overwinterplek: een aantal buitenlanders (met name Engelsen) had er zich min of meer permanent gevestigd. Daardoor was er een informele middenstand op de camping aanwezig, die voor marketing afhankelijk was van het prikbord bij de receptie. Onze camping kende 2 kapsters, 1 naaister, 1 computerdeskundige en 1 slecht renderend boekenantiquariaat.

En ergens in de omgeving, zo hoorden wij, was een keukenboer gevestigd met als specialiteit: installeren van volledige keukens in de voortent. Wij blijven ons verbazen, over sommige “kampeerders”.

 

Belgen

Marbella, 16 januari 2005

 

We hebben het al eerder vermeld: wij vinden Belgen tof. Ze zijn vriendelijk, gastvrij en zeker niet van humor gespeend.

We waren dan ook aangenaam verrast toen een 15-tal plekken op een ochtend met roodwit lint werd afgezet omdat er een Belgische groep werd verwacht onder de vlag ‘Vakantiegenoegens’. Wij vonden het knap dat ze erin waren geslaagd nog 15 staanplaatsen te vinden op onze camping – wij dachten dat ie vol was.  Al gauw maakten we kennis met de leider, die zich voorstelde als ‘chef van de groep’. Ik bedoel maar. Hij begon. Sjefke dus. Zij moesten kamp maken voor de rest van de groep.

 

Enkele dagen later arriveerde onze nieuwe buurman, Stafke. Na bij de bar maar liefst twee keer tegen een (en dezelfde) boom te zijn aangereden (enkele dagen later zagen we een vrachtwagentje met enorme rotsblokken komen voorrijden, waarmee een muurtje om de ene boom werd gemetseld om de brave den verder leed te besparen), wilde hij zijn camper parkeren op het perceel naast ons. Hij reed het voertuig achteruit, en knalde voluit op onze dissel. Dissels hadden het zwaar te verduren, op deze camping!  Onze caravan kon dat wel hebben, al protesteerde Jerry luid vanwege deze ruwe manier van wakker te maken (eerst die karaoke en nu dit weer!), maar de bumper van de Belgische camper was overdwars gescheurd. Stafke zelf leek er niet zo mee te zitten; hij keurde de schade geen blik waardig. De volgende dag verhuisde hij naar een zonniger plekje op de camping, maar nieuws over zijn avonturen bleef ons bereiken. Tijdens de verhuizing had hij een hekwerk omver gereden. Hoe bestaat het dat hij Spanje min of meer in een stuk heeft bereikt, vraag je je af.

 

 

Een ander lid van deze zelfde groep had de middag met vrienden doorgebracht rondom de barbecue. Na afloop van een gezellig etentje borg hij de elektrische barbecue weer netjes op in de kartonnen doos, maar liet hierbij de stekker in het stopcontact zitten…

Gelukkig zaten de buren buiten, die bemerkten dat de gordijnen van de voortent vlam hadden gevat! Brand! Het vuur kon met een brandblusser worden gedoofd. Hierna had de hele club een ingelaste poets- en knutselmiddag (aangepast programma) om de tent zo goed en kwaad als mogelijk provisorisch operationeel te krijgen. Allemaal onderdeel van de vakantiegenoegens.

 

Mieke tekende het volgende gesprek op tussen twee van de Vlamingen over een reisgids:

Wilde gij hem eens lenen?

Ah nee, ik heb da boek

Oh ja? Gij hebt dazelfde boek?

Ja. Maar ut mijne is ietske groter. 

Ietske groter?

Ja. Ietske langer en ietske breejer.

Oh ja?? ’k Wist niet dat er nog zo een was.   

Ja. En d’r stoan zo wa andere verhaaltjes in.

 

Belgen. Gezellig.

 

Venta

Marbella, 23 januari 2005

 

 

Na ons gebogen te hebben over een onduidelijk plattegrondje op een miniem notitieblaadje waarop de locatie met enkele strepen was geschetst, togen we met z’n achten op zondagmiddag naar een venta. Deze typisch Spaanse manier van tafelen werd gehouden in een dorpje, wat naar verluid was gelegen op slechts een kwartiertje rijden van Marbella. Vóór vertrek spraken we af om elkaar te blijven volgen, ook al zou de voorrijder naar mening van de volgers totaal verkeerd rijden. Een heldere afspraak die er uiteindelijk in resulteerde dat we na vijf kwartier rijden bij ons doel arriveerden. Maar wel allemaal tegelijk.

 

Op een enorm beschaduwd terras, overdekt met rieten matten, zaten bijna duizend Spanjaarden aan lange tafels - de venta is geen plaats voor een romantisch intiem diner. Hier ga je naar toe met de hele familie inclusief de schoonouders, ooms, tantes en neven en nichten of met de hele vriendengroep. Het is een luidruchtig gebeuren, met rondrennende kinderen en ronddravende obers, die af en aan hollen met handen vol dampende schotels.  

 

 

Gezeten aan onze tafels, moesten we nauwgezet in het oog houden wat er zoal op de borden voorbij kwam gesneld. Het was opletten. Als je een smakelijk gerecht in het vizier kreeg, was het zaak om als eerste de aandacht van de ober te trekken; je kreeg dan stante pede de schotel op je tafel geserveerd.

Het eetfestijn startte rond twee uur en zou duren tot een uur of zes. In het begin werd er voornamelijk gevent met borden gevuld met voorgerechten, na een uurtje werd overgeschakeld naar de hoofdgerechten en tegen vijven kwamen de desserts aan de beurt. En het wordt natuurlijk pas echt leuk als je alle gescoorde gerechten deelt met je disgenoten…

 

 

Het enige onderdeel van de maaltijd dat niet aan tafel werd geserveerd was het dessert: de traditionele Spaanse flan, een custard- en karamel puddinkje. Dit was blijkbaar zo populair onder de gasten dat het niet was aan te slepen. Om elk risico uit te sluiten het restaurant uiteindelijk zonder dit gewilde toetje te verlaten, besloot de een na de ander het zekere voor het onzekere te nemen en zijn flan dan maar zelf aan de balie op te gaan halen, wat resulteerde in lange wachtrijen met roepende (het liep inmiddels tegen het einde van de maaltijd en de wijn, het bier en de sangria hadden uitbundig gevloeid) en geanimeerd converserende wannahaves.

 

Naarmate de uren verstreken, vormden de lege en halflege gestapelde schalen, borden, glazen en flessen tezamen  met het verspreid liggende bestek en de papieren servetjes een meer en meer chaotische aanblik, waarbij het welhaast leek of we gewoon door konden gaan met het nuttigen van spijzen totdat de eerste wankele stapel (ook bij ons was de drankconsumptie niet stilgevallen wat een stabiele manier van stapelen in de weg leek te staan) op de grond zou lazeren. Maar net voordat dit moment onafwendbaar leek, stopte de bijna continue gerechtenstroom vanuit de keuken. De ober bracht ons een laatste en gratis fles “champagne” en vertaalde tussen de bedrijven door in een handomdraai onze indrukwekkende berg verzameld leeg goed in een rekening die op het papieren tafelkleed werd opgemaakt. De prijs per schotel werd afgeleid aan de vorm en de grootte van het bord.  Je mocht dan ook tijdens het eten geen leeg goed opruimen of, erger nog, bij de buurman op tafel zetten!

 

 

Vier uren eten, drinken en vooral plezier, liet zich omzetten naar 16 euro de man. Inclusief fooi. Kom daar maar eens om.

 

Venta. Restaurant El Tintero Campero aan de Autovia Malaga-Cártama. Gewoon doen!

 

Afrika

Tarifa, 28 januari 2005

 

In Tarifa waait het. Altijd. En hard.

Het is dan ook een geliefde omgeving voor surfers. Nu surfen wij ook graag en veel, maar dan niet op een zee van water maar op de golven van het wereldwijde web. Daar heb je tenminste geen wind voor nodig en de kans op een nat pak is een stuk kleiner!

De wind zorgt er tevens voor dat alle heuvelkammen en –toppen bezaaid zijn met windmolens. Het lijkt net alsof een reuzenkind achteloos hele bossen van die dingen door het landschap heeft gehusseld!

 

Wij logeerden op de slechts door een klein riviertje van het zandstrand gescheiden Rio Jara, de meest zuidelijke camping op het vasteland van Europa. Vanwege de ideale ligging aan het strand werden de toiletten in de zomer blijkbaar veelvuldig bezocht door zonnebaders en surfers onder het mom van campingbezoeker. Het management had daar danig tabak van. Om hier paal en perk aan te stellen was kennelijk de rigoureuze regel ingevoerd dat campinggasten geen bezoek meer mochten ontvangen. En dat was absurd, en jammer, want de sanitaire voorzieningen waren dusdanig fraai betegeld dat je eerder zou verwachten dat ze deze faciliteiten trots zouden promoten!

 

 

 

Tarifa ligt aan het smalste stukje van de Straat van Gibraltar; dat wil zeggen dat 15 kilometer verderop Afrika ligt. Stel je voor zeg. 15 Kilometer slechts, scheiden je van een volkomen ander continent met een volslagen andere cultuur. Om een aloude woordspeling aan te halen: als de straat weg was, dan was je met een half uurtje fietsen in donker Afrika. Sterker nog: zou Afrika wel zo donker zijn als de straat weg was geweest?

Afrika en Tarifa. Een letter verschil en een straat te ver...

 

Saab esta kaput 2

El Puerto de Santa Maria, 29 januari 2005

 

We waren al gewaarschuwd dat de camping in El Puerto de Santa Maria, met de al even beknopte naam als het plaatsje zelf, Playa Las Dunas de San Anton, moeilijk was te vinden. Niettemin gingen wij het toch proberen.

Via borden waarop de bewuste camping meermalen werd aangegeven, belandden we zonder veel problemen in het centrum van de chaotische stad. Daar eenmaal aangekomen, hielden de aanwijzingen prompt op!

 

Wij vonden dat knap vervelend. Niet alleen omdat we niet wisten waar we nu heen moesten, maar ook omdat we weinig tijd hadden om dat uit te zoeken. Bij het naderen van de stad was namelijk de motor van de Saab lichtelijk oververhit geraakt. En liever dan met de hele combinatie in hartje stad te stranden, hadden we auto en caravan dan toch op de camping staan. En die kon nu toch elk moment voor ons opdoemen. Maar waar …

 

Met kokende motor begonnen we koortsachtig aan een tweede rondje stad, naarstig op zoek naar een campingaanduiding. Je zou denken met zo’n lange naam, zou je de bordjes toch moeten zien staan. Dezelfde route rijdend, nu naar alle kanten spiedend, merkten we achterom kijkend nog juist een bord op wat verwees naar de camping, weggestopt in een zijstraat.  

Stoppen en keren was hier niet mogelijk, dus maakten we een aanvang met onze derde rondrit stad en bereikten uiteindelijk al stomend het kampeerterrein.

 

De volgende dag besloten we na het opnieuw door ons van vloeistof voorziene waterreservoir toch maar even een garage te bezoeken. Navraag leerde ons dat El Puerto de Santa Maria niet over een Saab-dealer beschikte, maar er was wel een Opel-garage in de stad gevestigd. Gesterkt door onze vorige ervaring (GM – maakt GeenMoer uit) richtten wij onze wielen richting Opel.

Aan de receptie werd zoals voorzien enkel Spaans gesproken en om het mankement glashelder uit te leggen – wanneer trad wat precies op - was nog niet zo eenvoudig. Er werd een verkoper bijgehaald, die een woordje Engels sprak. De man luisterde welwillend naar ons relaas, tot het moment dat hij onze Saab op het terrein ontwaarde. “Oh, no!” liet hij zich onthutst ontvallen. De motor van deze wagen nakijken werd een groot probleem! De monteur van de werkplaats wilde enkel met Opel worden geassocieerd.

Weinig hoopvol verdween hij de loods in om desondanks te proberen één van de technische medewerkers over te halen om op zijn minst een korte blik op het motorblok te werpen. Al gauw verscheen de autoverkoper weer met het bericht dat hij geen enkel personeelslid bereid had gevonden om naar het inwendige van een Saab te kijken!

De verkoper zelf vond deze principiële opstelling erg ongastvrij en zat er duidelijk mee in zijn maag. Hij bood ons aan om dan zelf maar even te kijken, hij wist tenslotte ook nog wel iets van auto’s. Terwijl de welwillende man diep gebogen het defect onder de motorkap bezag, verscheen achter hem één van de monteurs. Fronsend wierp hij een kortstondige blik op de motor en liep als door een bij gestoken hoofdschuddend weer naar binnen.

 

 

        

We besloten om dan maar verder te rijden naar Jerez de la Frontera, waar een Saab-garage was gevestigd. Tegen de tijd dat we ter plaatse waren en het adres hadden gevonden, was het alweer siësta. Ons werd vriendelijk verzocht om over drie uur (!) maar eens terug te komen…  

 

Na drie uur stukgeslagen te hebben, meldden we ons weer bij de receptie, enkel om van een ontboden over de grens sprekende magazijnmedewerker te horen dat het momenteel erg druk was in de garage en dat ze pas volgende week tijd hadden om naar onze auto te kijken.

Volgende week … tja dan bevonden we ons alweer in Portugal. We besloten het mogelijke defect nog maar even aan te zien.  En extra lief zijn tegen de Saab.


-Top-
>Home>