Belangrijke papiertjes

Wroclaw (Pl), 26 augustus 2004

 

Onze eerste kennismaking met Polen was er een met hobbels en strekte zich uit over een afstand van zeker 50 kilometer. Met een trillend stuur, afgetrilde sokken en een luidruchtig protesterende nog natrillende kater kwamen we laat in de middag in Wroclaw aan.

We logeerden dit keer in het Stadion Olimpijski, gebouwd in 1935 en naar mijn beste weten nooit gebruikt voor iets wat ook maar in de verste verte met de Olympische Spelen heeft te maken. Niettemin voelden we ons sportief. De sanitaire voorzieningen dateerden nog van vóór het communisme – de urinoirs verspreidden een doordringende geur, de douches waren ooit afgesloten met een douchegordijn getuige de nog aanwezige rails maar waren nu voor eenieder die de reuk durfde te trotseren open en bloot te bezichtigen en om je kleding tijdens de wasbeurt op te hangen stonden enkele uiteraard roestige gietijzeren kapstokken her en der in het toiletgebouw. Over de camping verspreid stonden een aantal bouwvallige schuurtjes, die bij nader inzien bewoond werden door autochtone vakantiegangers.

 

De campingbeheerder hanteerde een door ons nooit begrepen toegangssysteem. Bij het inschrijven kregen we een beschreven papiertje waarbij haarfijn maar in het Pools werd uitgelegd wat we daarmee moesten. Dat maakte een dermate diepe indruk op ons dat we het papiertje al na 10 minuten kwijt waren.

Na installatie van de caravan wilden we met de auto de stad in. Hiertoe moest de beheerder een over de weg gespannen ketting, waarvan een uiteinde aan een haak in het raamkozijn van de receptie was vastgemaakt, laten zakken. Wij stopten voor de ketting en stonden afwachtend naar de beheerder te kijken, die vriendelijk glimlachend terugkeek maar geen aanstalten maakte om de ketting te laten zakken. Er stond een TV luidkeels aan te staan in de hoek van de receptie en verder zaten, liepen en kropen er zijn vrouw, 2 baby’s, 6 kinderen, zijn zwager, de broer van zijn zwager, zijn oudere en zijn jongere zus, iemand die alleen maar zijn moeder kon zijn, de terreinknecht, 2 oudjes van onbestemde leeftijd die gezien de ereplaats die ze in de stoelenhiërarchie innamen waarschijnlijk de eigenaars van de camping waren en 3 niet verder te identificeren manspersonen. Aan de verspreid staande halfvolle koffiekopjes en bier- en colaglazen te zien was er een feestje gaande. Later leerden we dat het in de receptie altijd razend druk was met allerlei onduidelijke mensen die er onduidelijke dingen zaten te doen onder het genot van koffie, bier en cola.

Ik stapte uit, half met de bedoeling om die ketting dan maar zelf te laten zakken, toen de beheerder naar buiten kwam. Uit zijn gebaren meende ik te begrijpen dat hij het 30 minuten geleden door hem vervaardigde papiertje wilde zien. Ik tastte al mijn broek- en jaszakken af.

Als je kampeerkleding draagt heb je altijd een heleboel zakken die steeds doorzocht moeten worden naar museum- en overige entreekaartjes, bus-, tram- en treintickets, bankpasjes, portemonnees, sleutels, schroefjes en moertjes, pennen, notitieblokjes, memorykaartjes voor het fototoestel, accu’s en andere noodzakelijke hebbedingetjes die je als kampeerder niet meent te kunnen missen, dus het afzoeken van alle mogelijke bewaarplaatsen voor het betreffende briefje had nogal wat voeten in de aarde. Uiteindelijk keek ik de beheerder spijtig aan, haalde mijn schouders op en zei in zuiver Pools “Kwijt”. Hij keek mij bedroefd en verwijtend aan, vervuld van melancholie zoals alleen een Pool dat kan zijn, slofte naar binnen, nam een nieuw blaadje van een op zijn schrijftafel aanwezige stapel, krabbelde er enkele woorden op en kwam weer naar buiten. Onder het spreken van “En zorg er nu voor dat je het geen tweede keer kwijtraakt” (dat neem ik tenminste aan. Kan natuurlijk ook een opmerking over het weer, de stand van zaken van de politieke verhoudingen in Polen of een mededeling over de sluitingstijden van de campingpoort zijn geweest) kreeg ik het papiertje in handen gestopt. Ik bedankte hem vriendelijk, stak het briefje in een van mijn vele zakken en wilde weer instappen. Maar nee, ik had het toch nog niet begrepen. Met veel gebaren en een voor mij verder onbegrijpelijke taalwaterval werd mij duidelijk gemaakt dat ik het papiertje terug moest geven. Ietwat verbaasd maar verder wel bereid om het spelletje mee te spelen overhandigde ik hem het omstreden briefje. Hij knikte vriendelijk, nam het papiertje weer mee zijn kantoor in en liet gezeten in zijn ietwat aftandse bureaustoel de ketting zakken.

Ik haalde mijn schouders op, stapte in en keek Mieke aan, die dat alles vanuit de auto had gadegeslagen. “Snap jij het”, vroegen we tegelijkertijd. En schoten in de lach.

 

Wroclaw, een stad die tijdens WOII helemaal vernield was, verraste ons met een mooi oud centrum en een schitterende marktplaats, de Rynek.

 

 

Terug op de camping stopten we de auto voor de weer aangebrachte ketting. Ik stapte uit en liep naar de nog steeds druk bezochte receptie. De beheerder had plaatsgemaakt voor iemand in wie ik zijn vrouw vermoedde, die mij vriendelijk glimlachend zonder verder iets te vragen of te zeggen het eerder afgegeven papiertje overhandigde en de ketting liet zakken.

Zwijgend stapte ik in en overhandigde het briefje aan Mieke. Die het opborg in de asbak (wij roken niet). Bij andere belangrijke papieren. Want we leren wel.

 

 

Vliegwiel

Kraków (Pl), 1 september 2004

 

Verslaafd aan IT als wij zijn, hebben we natuurlijk een computer aan boord. Zonder internet, dat wel. Tijdens onze rondreis gebruiken we twee CD´s voor de campingselectie: de ACSI en de ANWB CD. Langzaam maar zeker leerden we de omschrijvingen die bij de diverse campings waren opgenomen te interpreteren. Daarbij moet me van het hart dat ik de CD van de ANWB te neutraal vind. Je komt er amper een oordeel in tegen, hoewel er wel overal cijfers aan toegekend worden.

De camping die we in Kraków hadden uitgekozen was camping Smok. Volgens de ANWB lag hij tussen de appelbomen, met een apart veld zonder beschutting voor campers. Tja, wat moet je er mee. De ACSI noemde camping Smok een kleine knusse camping van waaruit het centrum van de stad goed te bereiken is. Kijk, daar heb je wat aan.

 

Uiteindelijk was de hele camping Smok echter zo klein of in ieder geval zo moeilijk te vinden dat we er nooit zijn aangekomen. We waren allang blij met het feit dat een andere camping, Korona, wel langs de weg stond aangegeven. De ANWB noemt deze helemaal niet en de ACSI spreekt over een nette camping met een mooi uitzicht. Die omschrijving zou voor ons voldoende zijn geweest om rechtsomkeer te maken, maar we lazen hem pas toen we hier al twee nachten hadden doorgebracht. En tegen die tijd waren we al lang verkocht voor deze camping: de eigenaar was namelijk een fervente vliegwielautoracer en gebruikte zijn campingterrein om zijn mobiel te tunen.

 

 

De hele dag werd er gelast, gehamerd en gesleuteld dat het een lieve lust was, afgewisseld met meestal erg korte proefritjes over de camping. Anders dan de meeste campingeigenaren en -beheerders spendeerde hij zijn tijd niet aan het verzinnen van allerlei vreemde regeltjes en campingwetten; wij hadden zelfs de indruk dat hij af en toe verrast naar ons keek en dacht: “Verhip, wat doen die caravans op mijn racebaan”. Prachtig.

 

Zoutmijn

Kraków, 6 september 2004

 

Kraków is een prachtige stad, vooral rondom de Lakenhal, en een bezoek aan skigebied Zakopane kunnen we ieder aanraden. Maar als je in deze contreien vertoeft, is er een unieke attractie die je echt niet over mag slaan: de zoutmijn van Wieliczka.

 

De mijn is de oudste van Europa en is in exploitatie vanaf de 12e eeuw. Het stelsel strekt zich uit over 9 niveaus, beslaat een dikke 300 kilometers aan tunnels en galerijen en omvat duizenden uitgehouwen kamers. De maximale diepte is 327 meter en de temperatuur in de mijn ligt het hele jaar rond de 14 graden. In de 16e eeuw groeide deze mijn uit tot de grootste onderneming in Europa.

Er wordt nog steeds zout gewonnen en de laatste paarden, in de mijn gebruikt voor het trekken van de karren met zout, zagen pas in 2002 definitief het daglicht.

 

De rondleiding ving aan met een afdaling in één van de mijnschachten; 380 treden die ooit als boom het licht hadden gezien, voerden ons langs betimmerde wanden bedekt met graffiti van toeristen die ons voorgingen, naar diepe en duistere krochten.

Op een diepte van 65 meter ondergronds volgden we een gids door de gangen die met behulp van fraai uitgelichte tableaus haarfijn uit de doeken deed hoe in de afgelopen 800 jaar de zoutwinning in zijn werk is gegaan. Vooral de kunstnijverheid, die verspreid in de mijn aanwezig is, vonden we indrukwekkend. Eeuwenoude kapellen met heiligenbeelden, een borstbeeld van Goethe, die ons ook hier bleek te zijn voorgegaan, sculpturen en muurdecoraties, allemaal van zoutkristallen, wisselden elkaar af. Het lijkt haast of de mijnwerkers meer tijd besteedden aan verfraaiing van de mijn dan aan het winnen van zout. Ook bijzonder sfeervol oogden de donkere, dreigende, diepe wateren van de ondergrondse meren.

Behalve voor de zoutwinning en het toerisme heeft de mijn, vooral in de 19e eeuw, een belangrijke rol gespeeld voor de volksgezondheid. Zo kon je zoutbaden nemen tegen allerlei huidaandoeningen, werden zoutkuren ingezet tegen onvruchtbaarheid en hysterie (zo noemde men in die tijd alle psychische vrouwenkwaaltjes) en lieten maar liefst 3.000 patiënten zich behandelen tegen impotentie. Ook nu nog is er een ondergronds sanatorium in gebruik vanwege de heilzame werking van de zoute lucht op de luchtwegen.

 

 

Het absolute hoogtepunt van de rondleiding was de gigantische Kapel van de Zalige Kinga, uitgehouwen tussen 1870 en 1890. Zelfs de kroonluchters aan het plafond zijn gemaakt van zoutkristallen. De heilige Kinga, voor de cultuurbarbaren onder ons (inderdaad, wij hadden ook nog nooit van haar gehoord) was een Hongaarse prinses die ging trouwen met de Hertog van Kraków, Boleslaw de Verlegene. De prinses wilde haar schuchtere edelman verrassen met een fraai huwelijksgeschenk. Ze wierp haar toverring (ja, ik kan het echt niet helpen, een toverring) in de schacht van een Hongaarse zoutmijn (beetje flauw) en ging vervolgens op weg naar haar geliefde. Aangekomen in Wieliczka beval ze haar dienaren om daar een gat in de grond te graven. En mirakels, daar was haar ring, ingebed in een enorm brok zout … het ontstaan van de Wieliczka zoutmijn.

Kinga en Boleslaw trouwden en hadden een lang en vruchtbaar leven.

 

Na een tocht van zo’n drie uren konden de echte museumbinken nog een rondleiding krijgen door het zoutmuseum, wat zich in een ander gedeelte van de mijn bevond. Cultuurbewust en nieuwsgierig als wij zijn, sloten wij ons hier natuurlijk bij aan. We waren van mening dat we de afgelopen uren al een heel traject door een zoutmuseum hadden afgelegd en waren benieuwd wat de echte zoutspecialisten dan wel onder een zoutmuseum verstaan.

Precies zijn we daar nooit achter gekomen. De gids die de eer te beurt was gevallen ons op deze ronde te begeleiden was duidelijk aan zijn laatste groep toe en wilde maar één ding: naar huis. In ijltempo voerde hij ons door gangen en ruimtes langs de geëxposeerde voorwerpen en we waren verplicht om hem bij te houden (hij deed ijskoud het licht uit wanneer hij naar het volgende vertrek liep). Slechts af en toe konden we onder het voorbij draven een blik werpen op allerlei bijzondere tentoongestelde zoutformaties; een uitgebreide speciale expositie in een zaal van ongeveer 2500 m2 over de geschiedenis van de mijn werd binnen twee minuten afgewerkt. Licht uit, verder! Uitgeput kwamen we drie kwartier later na ongeveer vier kilometer museumparcours weer bij de uitgang aan. Zo zout hadden we het nog nooit gegeten …

 

Wieliczka. Diep onder de grond bestaat een sprookjesachtige kristallen wereld van zout. Dat moet je gezien hebben. Al is het maar eens in je leven. Wat ons betreft: Swarovski eat your heart out!


-Top-
>Home>