De gesloten poort

Möhnesee, 16 augustus 2004

 

Eindelijk.

Na een schier eindeloze voorbereiding is het zo ver. We kunnen vertrekken!

Het huis staat te koop en glimt als nieuw. We hebben afscheid genomen van familie, vrienden en kennissen. Alle nutsbedrijven zijn aangeschreven, verzekeringen zijn afgesloten, bankzaken zijn geregeld, de belastingdienst is zich nog aan het afvragen wat ze met ons aanmoeten. Eigenlijk kan alles en iedereen de rambam krijgen – we gaan!

 

Natuurlijk vertrekken we veel later dan gepland. Pas om drie uur 's middags zwaaien we de buren gedag en richten we de Saab met de Polar richting het Oosten. Duitsland.

Onervaren als we zijn hebben we geen camping gepland voor vanavond. We zien wel. Tenslotte kun je in Nederland nog geen steen gooien zonder een camping te raken ... Alleen in ons dorp liggen al 6 campings, en we verwachten van Duitsland niets anders.

Na vier uren rijden zijn we aangekomen in de omgeving van Soest. En dan niet Soest in Nederland, maar Soest in Duitsland. We besluiten dat 7 uur laat genoeg is en Soest klinkt ons vertrouwd in de oren: we nemen de afslag naar het stadje op zoek naar een overnachtingplaats. De eerste Duitser die we aanspreken heeft geen idee waar ergens in de buurt een camping zou kunnen zijn. Met de tweede hebben we meer succes: we moeten omkeren, de snelweg oversteken en doorrijden naar de Möhnesee. Daar moet in ieder geval een camping zijn! De naam trekt ons wel. We rijden dus welgemoed 20 kilometer naar de Möhnesee. Behalve een dorp blijkt het ook een stuwmeer te zijn. En warempel, we vinden direct een camping, met een groot bord waarop “Zum Möhnestübchen”. Hoe gezellig. Door het ijzeren hek en de bomen kunnen we de caravans al zien staan! Alleen … waar is ergens de ingang?

 

We gaan te rade bij een meermaals passerende jongeman en wat blijkt?

Hij bivakkeert zelf op de camping, en ook hij kan geen ingang meer vinden!

Vanmiddag heeft hij er zijn tentje opgezet en is naar het dorp gelopen om een hapje te eten. Komt hij terug, blijkt de poort te zijn afgesloten! En hij wil naar zijn tentje!!!

 

 

Tja, je komt wat leed tegen, zo onderweg. We kunnen hem niet helpen en besluiten om op zoek te gaan naar een meer toegankelijke camping. Langs zo’n meer moeten de campings elkaar verdringen, denken wij. Niet dus! In ieder geval niet rond de Möhnesee. Na een rondrit om de See van een half uur is het donker geworden, hebben we nog steeds geen camping en zijn we weer aangeland op ons vertrekpunt: het dorp Möhnesee.

Wat nu?

 

We besluiten auto en caravan bij een restaurant langs de kant te zetten. De straten zijn inmiddels uitgestorven. Terwijl we de omgeving peinzend overzien, rolt een groepje ingezetenen met veel tamtam uit de stamkroeg naar buiten. Mieke besluit om bij hen navraag te gaan doen. Ik blijf achter en vraag me af of het wel een goed idee was, zo’n caravan. Ik overweeg de combinatie naast het restaurant te parkeren en daar te overnachten, wanneer Mieke alweer instapt. Ze wijst naar een vrolijk zwaaiend persoon die juist onze auto voorbij fladdert. “Die daar. Rij maar achter hem aan”. Ik start gehoorzaam de auto en rij langzaam achter de licht slingerende man aan.

 

"Ik weet niet waar we nu heen gaan" verhaalt Mieke. "De eerste de beste inwoner die ik benader met de vraag of hij in godsnaam irgendwo in der Gegend een camping weet te vinden, kijkt me verrast aan. Hij herhaalt mijn vraag nadrukkelijk voor zijn wachtende vrienden. Ze lijken de situatie nogal grappig te vinden.

Het is óf mijn Duitse uitspraak óf hij is dronken. Ik vermoed het laatste en wacht geduldig tot de man is uitgelachen. "Rij maar achter me aan” zegt hij tenslotte”.

 

We overbruggen stapvoets een halve kilometer, dan zien we de lolbroek na enig rondtasten wat sleutels uit zijn broekzak vissen, de weg oversteken en het pad naar de camping inslaan. Het is de beheerder, himself!

Het hek wordt knarsend ontsloten. De camping blijkt al in nachtstand te verkeren. Om acht uur ’s avonds! Hier is geen slagboom om de nachtrust van de kampeerders te waarborgen. Nee, hier worden de gasten gewoon naar believen ingesloten dan wel buitengesloten.

Zodra we het terrein hebben betreden, gaat het hekwerk weer stevig op slot. De slotheer adviseert ons om onze caravan op de parkeerplaats te stallen, als we toch slechts een nachtje willen blijven, wijst ons de stroompaal en de toiletten en verdwijnt vrolijk in de nacht.

 

Nu heeft de gemeente Möhnesee een kleine 12.000 inwoners. En wij vinden zonder mankeren de sleutelfiguur. Voor ons is het duidelijk. Ergens daarboven zit iemand die om ons geeft. En die een raar gevoel voor humor heeft ...

 

Net als Goethe

Weimar, 17 augustus 2004

 

Na een dag reizen voelden we ons al ervaren globetrotters. De lessen van de vorige dag waren duidelijk: zorg ervoor dat je een camping weet waar je naar toe wilt en zorg ervoor dat je er voor donker bent. Ik bedoel maar – hoe moeilijk kan het dan nog zijn.

Ons volgende doel was Weimar, de woonplaats van Goethe en dus een door Boudewijn Buch bezocht oord. Vaag wist ik dat er ooit een republiek was begonnen, maar dat was niet belangrijk. Buch en Goethe, die combinatie had ons al menig genoeglijk tv-uurtje bezorgd.

Voor de niet-geografen: Weimar lag vroeger in Oost Duitsland. En dat kon je op de camping nog wel merken. Communistische toiletten zijn vaak nog tot daar aan toe (al moet iemand mij eens uitleggen waarom het Oostblok alles van gietijzer meent te moeten maken en waarom de toiletdeuren meermaals zijn ingetrapt, zodat alle sloten zijn verdwenen of totaal niet meer passen) maar communistische douches zijn echt te droevig voor woorden. Alles is roestkleurig, van de weinige tegels die de muren bedekken tot de douchebak, van het douchegordijn tot de gietijzeren stoel die de plaats van het kledinghaakje inneemt. Zelfs het water uit de kraan heeft een roestkleurtje …

 

 

En dan Weimar en de woning van Goethe. Ik begrijp niet dat hij daar heeft kunnen werken. Het woonhuis van Goethe in Weimar is zooo vreselijk burgerlijk dat ik me gewoon met geen mogelijkheid kan voorstellen dat hier bevlogen, zelfs meesterlijke poëzie is gemaakt. Dit huis schreeuwt gewoon om

Hier in de regen

Kom ik je tegen

Denk ik heel even

Kom in mijn leven

of soortgelijke rijmelarij. Goethe had wel een handicap om te overwinnen, dus. En toch, buiten Stalin en Jezus is hij waarschijnlijk wereldwijd de meest in steen gehouwen figuur. Overal kom je ze tegen, borstbeelden van Goethe.

 

Ik verwacht niet om nog ooit beroemd te worden.

Maar stel nu toch eens. Over 100 jaar, als ik al lang dood ben (want dat moet voor bijna elke Schrijver eerst), word ik alom beschouwd als de grondlegger van het Janisme. Ben ik voor de Janist wat Goethe is voor de Duitse Literatuur. En wil iedereen dus in mijn voetsporen treden. Alle campings waar ik ooit mijn caravan heb losgekoppeld, hebben een plakkaat aan de poort hangen waarop in duidelijke letters wordt aangegeven dat ik daar ooit, in 2005 een nacht heb doorgebracht. De honderden hotelletjes en logementen waar ik ooit in de twintigste en eenentwintigste eeuw mijn vermoeide reizigersledematen heb laten rusten, hebben allemaal een koperen bord naast de draaideur geschroefd, waarop in cursief schrift staat vermeld dat ik daar eens verbleef en in de prijslijst wordt 100 euro extra gevraagd aan die fans die in hetzelfde bed willen slapen. Het morele niveau van de gemiddelde marketingmanager kennende uit een lang en arbeidzaam verleden, zullen ten minste 2.500 hotels overnachtingen claimen waar nadere bestudering van mijn reeds aan de honderddrieëndertigste druk toe zijnde memoires zonneklaar de onmogelijkheid van aantoont, maar dat mag de pret en de smeerolie van de toeristenindustrie niet drukken. Bovendien, zoals het hoort met wereldberoemde schrijvers, een enkele fanatieke en van elk oordeel verstoken student letterkunde daar gelaten, heeft natuurlijk praktisch geen enkele boekbezitter ooit kennis genomen van de inhoud van mijn oeuvre; verder dan een korte inspectie van de flaptekst is de literatuurcriticus-in-spé nooit gekomen.

Overal ter wereld zullen straten, pleinen en gebouwen naar mij worden vernoemd en worden diezelfde pleinen en gebouwen opgesierd met stand- en borstbeelden die zich beroepen op een gelijkenis met mijn aangezicht die eenieder die zich erop kan beroemen mij ooit in levende lijve te hebben aanschouwd als een echte materiedeskundige van de hand zal wijzen.

In minstens zes musea wereldwijd zal de enige echte computer waaraan ik mijn Meesterwerken toevertrouwde te bewonderen zijn, waarmee ik het record van Hugo de Groot’s boekenkist, die in maar liefst vier Nederlandse musea staat te pronken, met speels maar gedigitaliseerd gemak verbreek.

 

Ooit ben ik net als Goethe.

Dood.

 

Duits feestje

Dresden, 19 augustus 2004

 

Tijdens onze omzwervingen hebben wij een ontdekking gedaan: naarmate een stad meer binding heeft met het water, wordt het er leuker! Londen heeft de Theems, Parijs de Seine, Wenen en Budapest de Donau, Rotterdam IS water, Venetië verzuipt er langzaam maar zeker in, Amsterdam heeft zijn grachten en Leeuwarden zelfs een elfstedentocht.

En Dresden heeft de Elbe!

 

 

Terwijl wij Dresden bezochten werd de stad behalve door de meest schitterende bouwwerken en musea ook opgeluisterd door het Dresdner Stadtfest, een groots opgezette braderie die de hele binnenstad en de boulevard ombouwde tot een reusachtige Bratwurst- en Biertent. Alle vooroordelen over Duitse feesten kwamen spontaan naar boven (hoempapa, bier, worst), maar ach: het was schitterend weer, iedereen was in opperbeste stemming wat nog werd onderstreept door her en der musicerende polkaorkesten (hoempapa) en de uitbundigheid waarmee de totale bevolking op de etenswaren (bier en worst) aanviel was hartveroverend. Wij lieten ons meedrijven en gingen er verrukt in ten onder.

 

Dresden? Wat ons betreft: Dresden heeft het!


-Top-
>Home>